ECLI:NL:RBNHO:2020:2938

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
7492980 \ CV FORM 19-918
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de eindbestemming van passagiers

In deze zaak hebben drie passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij TAP, naar aanleiding van een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Lissabon op 7 september 2018. De passagiers, [passagier sub 1], [passagier sub 2] en [passagier sub 3], hebben compensatie gevraagd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vlucht TP661 had een vertraging van 3 uur en 17 minuten, wat aanleiding gaf tot de vordering van [passagier sub 1] en [passagier sub 2] voor compensatie van € 800,00 en van [passagier sub 3] voor € 600,00. TAP heeft erkend dat de vertraging heeft plaatsgevonden, maar heeft betwist dat [passagier sub 3] recht heeft op compensatie, omdat de eindbestemming onduidelijk was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vertraging van meer dan drie uur voor [passagier sub 1] en [passagier sub 2] vaststaat. TAP heeft erkend dat zij € 400,00 aan compensatie heeft betaald aan [passagier sub 1], maar dit bedrag is niet verminderd in de vordering. Voor [passagier sub 2] is de vordering toegewezen, omdat TAP de compensatie nog niet had voldaan. Voor [passagier sub 3] is de situatie complexer, omdat niet is komen vast te staan wat de oorspronkelijke eindbestemming was en of hij met meer dan drie uur vertraging is aangekomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagier niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn aanspraak op compensatie.

De beslissing van de kantonrechter was om TAP te veroordelen tot betaling van € 400,00 aan [passagier sub 2], met wettelijke rente, en om de proceskosten te verdelen. Het verzoek van [passagier sub 3] werd afgewezen, omdat niet is aangetoond dat hij recht had op compensatie. De beschikking is uitgesproken door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en is openbaar gemaakt op 6 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7492980 \ CV FORM 19-918
Uitspraakdatum: 6 mei 2020
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats 1]

2. [passagier sub 2]

wonende te [woonplaats 2]

3. [passagier sub 3]

wonende te [woonplaats 3]
verder gezamenlijk te noemen: de passagiers en afzonderlijk: [passagier sub 1] , [passagier sub 2] en [passagier sub 3]
gemachtigde: D. Meeuwissen
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Transportes Aereos Portugueses S.A.
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: TAP
gemachtigde: mr. P.C.X. de Leede

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 28 januari 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 23 mei 2019;
  • de reactie op het verweerschrift aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 25 juli 2019;
  • de reactie aan de zijde van TAP, ingekomen ter griffie op 19 september 2019.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met TAP een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan TAP de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Lissabon op 7 september 2018 met vluchtnummer TP661. Voor [passagier sub 1] en [passagier sub 2] was Lissabon de eindbestemming van de vlucht.
2.2.
Vlucht TP661 had als geplande vertrektijd 19:40 uur lokale tijd en geplande aankomsttijd 21:45 uur lokale tijd. Deze vlucht is om 23:12 uur lokale tijd vertrokken en om 1:02 uur lokale tijd te Lissabon aangekomen. [passagier sub 1] en [passagier sub 2] zijn dus 3 uur 17 minuten later dan oorspronkelijk gepland op hun eindbestemming te Lissabon aangekomen.
2.3.
TAP diende [passagier sub 3] aansluitend vanaf Lissabon te vervoeren met de volgende vluchten:
- TP88 van Lissabon naar Sao Paulo op 7 september 2018
vertrek 23:20 uur lokale tijd, aankomst 05:20 uur lokale tijd
- AD4454 van Florianopolis naar Porto Alegre op 9 september 2018
vertrek 16:30 uur lokale tijd aankomst 17:30 uur lokale tijd
2.4.
Volgens TAP diende zij [passagier sub 3] in het oorspronkelijke vluchtschema tussen vlucht TP88 en AD4454 te vervoeren met de volgende vlucht:
- TP5504 van Sao Paulo naar Navegantes op 8 september 2018
vertrek 08:15 uur lokale tijd, aankomst 09:25 uur.
2.5.
Op 7 september 2018 heeft TAP deze vluchten automatisch voor [passagier sub 3] geannuleerd en [passagier sub 3] omgeboekt naar vervangende alternatieve vluchten. [passagier sub 3] heeft deze (automatische) omboeking van TAP niet geaccepteerd. [passagier sub 3] is uiteindelijk op eigen verzoek omgeboekt naar de volgende vluchten:
  • TP661 van Amsterdam naar Lissabon op 8 september 2018
  • TP87 van Lissabon naar Sao Paulo op 8 september 2018
  • TP6079 van Sao Paulo naar Porto Alegre op 9 september 2018
2.6.
De passagiers hebben compensatie van TAP verzocht op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening).
2.7.
TAP heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken TAP te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening voor [passagier sub 3] ;
€ 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening voor [passagier sub 1] en [passagier sub 2] ;
- € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2019 voor [passagier sub 1] en [passagier sub 2] en vanaf 24 december 2018 voor [passagier sub 3] , tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat TAP vanwege de vertraging dan wel de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 3, 6 en 7 van de Verordening tot een bedrag van € 800,00 voor [passagier sub 1] en [passagier sub 2] en conform artikel 3, 5 en 7 een bedrag van € 600,00 voor [passagier sub 3] . Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door TAP van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.3.
TAP betwist de verschuldigdheid van het door [passagier sub 3] verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat [passagier sub 1] en [passagier sub 2] met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming te Lissabon zijn aangekomen. TAP heeft erkend dat [passagier sub 1] en [passagier sub 2] aanspraak maken op compensatie in verband met deze vertraging. Zij voert aan dat zij de compensatie tot een bedrag van € 400,00 voor [passagier sub 1] inmiddels (op 27 maart 2019) heeft voldaan. Dit laatste hebben de passagiers niet betwist. Zij hebben echter hun vordering niet verminderd. Dit betekent dat het verzoek van de passagiers niet voor toewijzing in aanmerking komt, voor zover daarbij een bedrag van € 400,00 aan compensatie is verzocht voor [passagier sub 1] . Vast staat dat TAP de compensatie tot een bedrag van € 400,00 nog niet heeft voldaan voor [passagier sub 2] , zodat het verzoek in zoverre zal worden toegewezen.
4.3.
Ten aanzien van [passagier sub 3] wordt als volgt overwogen. De passagiers stellen in het verzoekschrift dat [passagier sub 3] , nadat hij zich tijdig meldde op luchthaven Schiphol, erachter kwam dat TAP zijn vluchtschema had gewijzigd en hem had omgeboekt naar een alternatief vluchtschema. Een verdere feitelijke onderbouwing van de gebeurtenissen ontbreekt. Gesteld noch gebleken is dat de oorspronkelijke vlucht is geannuleerd in de zin van de Verordening. In ieder geval staat vast dat vlucht TP661 van Amsterdam naar Lissabon op 7 september 2018 niet is geannuleerd, maar met vertraging is uitgevoerd. TAP heeft onweersproken aangevoerd dat zij de (reservering van de) oorspronkelijke geboekte vluchten van [passagier sub 3] automatisch heeft geannuleerd, dat TAP [passagier sub 3] automatisch heeft omgeboekt naar vervangende vluchten, dat [passagier sub 3] deze alternatieve vluchten niet heeft geaccepteerd en dat hij vervolgens (meerdere keren) op eigen verzoek is omgeboekt naar andere vluchten. De vraag is nu of [passagier sub 3] aanspraak maakt op compensatie. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter het geval als [passagier sub 3] met de door TAP aangeboden alternatieve vluchten met meer dan drie uur vertraging op de oorspronkelijke eindbestemming zou zijn aangekomen en/of wanneer [passagier sub 3] feitelijk met meer dan drie uur vertraging op de oorspronkelijke eindbestemming is aangekomen. Partijen twisten over de vraag welke plaats als eindbestemming van de vlucht(en) van [passagier sub 3] heeft te gelden.
4.4.
In artikel 2, sub h van de Verordening wordt het begrip ‘eindbestemming’ gedefinieerd als: de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht. In het Wegener-arrest van het Hof (van 31 mei 2018, C-537/17) heeft het Hof - onder verwijzing naar zijn overwegingen in het Folkerts-arrest (HvJ EU 26 februari 2013, C-11/11) onder andere het volgende overwogen:
"
16. In dit verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat het onomkeerbare tijdverlies dat het ongemak vormt waardoor het in verordening nr. 261/2004 bedoelde recht op compensatie ontstaat, zich voordoet wanneer de betrokken passagier aankomt op zijn eindbestemming.
(…)
17. Het begrip „eindbestemming” wordt in artikel 2, onder h), van die verordening gedefinieerd als de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagier heeft genomen (…).
18. Uit de bewoordingen „laatste vlucht” vloeit voort dat het begrip „rechtstreeks aansluitende vluchten” aldus moet worden opgevat dat het verwijst naar twee of meerdere vluchten die één geheel vormen voor het krachtens verordening nr. 261/2004 aan passagiers toekomende recht op compensatie (…).
19. Daarvan is sprake wanneer twee of meerdere vluchten in het kader van één enkele boeking zijn aangekocht (…).
4.5.
De stelplicht en bewijslast ten aanzien van de gestelde vertraging op de eindbestemming rust op de passagier. Hij beroept zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, te weten het recht op compensatie op grond van de Verordening. [passagier sub 3] stelt dat Sao Paulo de eindbestemming was. [passagier sub 3] wijst erop dat uit het boekingsdocument (productie 3 bij het vorderingsformulier) blijkt dat hij oorspronkelijk op 7 september 2018 zou arriveren en dat hij twee dagen had om naar Florianopolis te reizen. Volgens [passagier sub 3] is in het boekingsdocument duidelijk zichtbaar dat Sao Paulo het begin van de rondreis was door Brazilië, gezien de volgende vluchten vanaf andere bestemmingen enkele dagen later en die door een binnenlandse luchtvaartmaatschappij worden uitgevoerd. De kantonrechter kan dit betoog niet volgen. Uit het betreffende boekingsdocument blijkt dat [passagier sub 3] oorspronkelijk niet op 7 september, maar op 8 september 2018 om 05:20 uur te Sao Paulo zou arriveren. [passagier sub 3] heeft daarnaast onvoldoende betwist dat hij oorspronkelijk aansluitend een bevestigde boeking had voor vlucht TP5504 van Sao Paulo naar Navegantes op 8 september 2018 (vertrek 08:15 uur, aankomst 09:25 uur). In het boekingsdocument staan voorts twee ticketnummers. TAP heeft hierover in dupliek toegelicht dat voor de vluchten TP661, TP087 én TP5504 één ticket is afgegeven. [passagier sub 3] heeft daarentegen niet toegelicht welke vluchten in één enkele boeking zijn aangekocht en welke vlucht daarbij als laatste vlucht had te gelden. Uit het reeds genoemde boekingsdocument valt dit niet op te maken. [passagier sub 3] heeft nagelaten melding te maken van de door TAP aangeboden alternatieve vluchten en heeft evenmin vermeld waar en hoe laat hij daadwerkelijk is gearriveerd. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan wat de oorspronkelijke eindbestemming van de vlucht was en dus ook niet dat [passagier sub 3] daar met een vertraging van meer dan drie uur is of zou zijn aangekomen. [passagier sub 3] stelt subsidiair dat TAP compensatie is verschuldigd doordat zij ‘één van de bestemmingen heeft geannuleerd’ waar [passagier sub 3] tijd zou doorbrengen. Hiervoor bevat de Verordening echter geen grondslag. Dit betekent dat het verzoek van de passagiers niet voor toewijzing in aanmerking komt, voor zover daarbij een bedrag van € 400,00 aan compensatie is verzocht voor [passagier sub 3] .
4.6.
De verzochte wettelijke rente over de toe te wijzen hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
4.8.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen in het Portugees aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt TAP tot betaling aan de passagiers van € 400,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 18 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open