Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1]
2. [passagier sub 2]
3. [passagier sub 3]
1.Het procesverloop
- het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 28 januari 2019;
- het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 23 mei 2019;
- de reactie op het verweerschrift aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 25 juli 2019;
- de reactie aan de zijde van TAP, ingekomen ter griffie op 19 september 2019.
2.De feiten
- TP661 van Amsterdam naar Lissabon op 8 september 2018
- TP87 van Lissabon naar Sao Paulo op 8 september 2018
- TP6079 van Sao Paulo naar Porto Alegre op 9 september 2018
3.Het verzoek en het verweer
- € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2019 voor [passagier sub 1] en [passagier sub 2] en vanaf 24 december 2018 voor [passagier sub 3] , tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling
16. In dit verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat het onomkeerbare tijdverlies dat het ongemak vormt waardoor het in verordening nr. 261/2004 bedoelde recht op compensatie ontstaat, zich voordoet wanneer de betrokken passagier aankomt op zijn eindbestemming.