In deze zaak heeft eiseres, [X], beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, die haar verzoek om herziening van de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget over de jaren 2016 tot en met 2019 had afgewezen. De rechtbank Noord-Holland heeft op 24 april 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. J.H. Kruseman.
Na de indiening van het beroep heeft verweerder op 29 januari 2020 het bestreden besluit herzien en het bezwaar gegrond verklaard, waarbij een proceskostenvergoeding voor de bezwaarprocedure werd toegekend. Eiseres heeft vervolgens op 12 februari 2020 haar beroep ingetrokken en verzocht om een afzonderlijke uitspraak over de kosten van de procedure bij de rechtbank, zoals geregeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van één punt voor het schrijven van het beroepschrift door de gemachtigde van eiseres. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat, ingevolge de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit het geval is en heeft verweerder veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 525, alsmede tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 47. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.