ECLI:NL:RBNHO:2020:3004

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
C/15/301678 / FA RK 20/1893
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 20 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging. De officier van justitie had op 10 april 2020 een verzoekschrift ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van de betrokkene, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis in combinatie met middelengebruik. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege de Coronacrisis, waarbij de betrokkene niet aanwezig was. De rechter concludeerde dat de betrokkene bewust afzag van zijn recht om gehoord te worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstig nadeel voor de betrokkene of anderen is, waaronder ernstige psychische schade en acute maatschappelijke teloorgang. Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de voorgestelde vormen van verplichte zorg goedgekeurd, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van bewegingsvrijheid.

De rechtbank oordeelde dat het zorgplan moet worden aangepast om te voldoen aan de wettelijke eisen van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 20 oktober 2020, met de voorwaarde dat het zorgplan op het moment van ontslag van de betrokkene moet zijn aangepast. De beschikking is gegeven door rechter mr. G. Drenth, in aanwezigheid van griffier E.B.B.M. van Linden, en is openbaar uitgesproken op 20 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/301678 / FA RK 20/1893
beschikking van de enkelvoudige kamer van 20 april 2020,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats]
hierna: betrokkene,
advocaat mr. drs. F. Westenberg, gevestigd te Hoorn.

1.Procedure

1.1.
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om afgifte van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring van 2 april 2020;
  • het zorgplan van 2 april 2020;
  • een eigen plan van aanpak;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 6 april 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 april 2020. In verband met de Coronacrisis en de daaruit voortvloeiende gezondheidsrisico’s heeft de zitting conform de landelijke richtlijnen van de rechtspraak telefonisch plaatsgevonden. Alle betrokkenen hebben hiermee ingestemd en aangegeven de zitting te kunnen volgen.
1.4.
Voor aanvang van de zitting heeft de raadsman van betrokkene, mr. drs. F. Westenberg, verklaard dat het hem niet gelukt is om betrokkene te spreken. Ook [GZ-arts] (GZ-arts) heeft voor aanvang van de zitting verklaard dat betrokkene niet met de rechter wil spreken. Betrokkene verblijft op zijn kamer. De arts gaat op verzoek van de rechter naar betrokkenes kamer en spreekt betrokkene aan en vraagt hem of hij met de rechter wil praten. Betrokkene neemt de telefoon aan en hangt direct op.
1.5.
Hieruit maakt de rechter op dat het een bewuste keuze is van betrokkene om af te zien van zijn recht om gehoord te worden. De rechter deelt de aanwezigen mede dat hij de mondelinge behandeling zal doen voortzetten buiten aanwezigheid van betrokkene. De raadsman stemt daar mee in.
1.6.
De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • de advocaat van betrokkene;
  • [GZ-arts] , GZ-arts.
Verder aanwezig was:
- [verpleegkundige] , verpleegkundige.
1.7.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizo-affectieve stoornis in combinatie met gebruik van middelen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er door voornoemde stoornis ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
- ernstige psychische schade;
- ernstige immateriële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang;
  • de algemene veiligheid van personen of goederen is in gevaar.
2.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Op grond van het zorgplan, het advies van de geneesheer-directeur en wat is besproken ter zitting, worden de volgende vormen van verplichte zorg nodig geacht:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, danwel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van bewegingsvrijheid, indien betrokkene is opgenomen;
  • het insluiten van betrokkene, indien betrokkene is opgenomen;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • opnemen in een accommodatie.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.7.
De raadsman heeft nog naar voren gebracht dat het zorgplan, voor zover dat ziet op ambulante verplichte zorg na ontslag uit de accommodatie, niet voldoet aan de eisen van het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg (Bvggz).
2.6.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. Op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder a en b, van het Bvggz kan ambulante verplichte zorg uitsluitend worden toegepast indien de zorgverantwoordelijke voorafgaand aan het vaststellen van het zorgplan overleg heeft gepleegd met ten minste één andere deskundige als bedoeld in artikel 5:13, derde lid, onderdeel d, van de Wvggz, over zowel de wijze waarop toezicht op de betrokkene moet worden gehouden om diens veiligheid voldoende te borgen als het aantal zorgverleners dat op het moment van het daadwerkelijke uitvoering van de ambulante verplichte zorg aanwezig moet zijn om een verantwoorde zorgverlening te borgen, terwijl bovendien in het zorgplan moet zijn vastgelegd, samengevat, dat en op welke wijze aan de vereisten is voldaan.
2.7.
De rechtbank stelt vast dat uit het zorgplan niet volgt dat aan deze voorwaarden is voldaan. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 6:4, tweede lid, Wvggz bepalen dat het zorgplan zodanig dient te worden aangepast/aangevuld zodat hiermee alsnog wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, onder a en b van het Bvggz. Omdat betrokkene op dit moment is opgenomen en er nog geen concreet zicht op ontslag is, zal de rechtbank bepalen dat het zorgplan aangepast moet zijn op het moment dat betrokkene met ontslag gaat en dat ambulante verplichte zorg pas is toegestaan op het moment dat het zorgplan aan de wettelijke eisen voldoet.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 20 oktober 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.4 is vermeld, alles voor de volledige duur van de zorgmachtiging, tenzij onder 2.4 een kortere duur is vermeld;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
20 oktober 2020;
bepaalt dat het zorgplan dient te worden aangepast/aangevuld op de wijze als hiervoor onder 2.7 overwogen en dat ambulante verplichte zorg pas is toegestaan op het moment dat in het zorgplan aldus voldoende is gewaarborgd dat deze vorm van verplichte zorg op een voor alle betrokkenen veilige en verantwoorde wijze kan plaatsvinden.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Drenth, rechter, in tegenwoordigheid van
E.B.B.M. van Linden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.