Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 juni 2019 met producties 1 tot en met 17 van de zijde van [eiser] ;
- de conclusie van antwoord met producties 18 tot en met 28 van de zijde van de Provincie;
- het tussenvonnis van 25 september 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de aanvullende conclusie van antwoord van de zijde van de Provincie;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 30 januari 2020 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
2.10.3 Uitvoeringsaspecten en risico’s
Bij toepassing van verticale drainage als zettingsversnelling dienen de drains niet verder te worden gestoken dat tot 1 m boven de eerste zandlaag. Zodoende ontstaat er geen kortsluiting.
Watervergunning en ontheffing Wegenverordening” (hierna: de vergunning) aan de Provincie verleend. [eiser] heeft tegen de vergunning geen bezwaar aangetekend. De vergunning is onherroepelijk geworden.
7. Vergunningen / officiële documenten
als OG[opdrachtgever, dus de Provincie, toevoeging rechtbank]
dient de mogelijke oorzaak te worden uitgezocht en eventueel hiervoor een oplossing te worden aangedragen.Actiepunt 11.4”
3.Het geschil
4.De beoordeling
NJ1989, 743 (
Franse kalimijnen)). Het antwoord op de vraag of en in hoeverre een door de overheid (in dit geval: het Hoogheemraadschap) verstrekte vergunning invloed heeft op de beoordeling van de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van degene die overeenkomstig de hem verstrekte vergunning handelt, doch daarbij (volgens [eiser] ) schade of hinder toebrengt aan derden, hangt af van de aard van de vergunning en het belang dat wordt nagestreefd met de regeling waarop de vergunning berust, zulks in verband met de omstandigheden van het geval (HR 10 maart 1972, NJ 1972, 278). Weliswaar heeft de Provincie aangevoerd dat bij de verlening van de vergunning reeds de waterhuishoudkundige belangen zijn afgewogen die door de Keur van het Hoogheemraadschap worden beschermd, maar daaruit blijkt niet dat de Keur verplicht tot een zodanige opzet van de vergunning dat in ieder individueel geval de gebruiker van de vergunning geen onrechtmatige hinder kan toebrengen aan een derde door van vergunning gebruik te maken (vgl. HR 21 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8823). Daarom is onvoldoende gebleken dat in dit geval de formele rechtskracht van de vergunning aan de vorderingen van [eiser] in de weg staat.
Drainage van hoeveelheden water”) is in de Keur van het Hoogheemraadschap evenwel gereserveerd. Uit de toelichting bij de Keur blijkt dat de modelkeur de mogelijkheid biedt om in artikel 3.5 te bepalen dat het verboden is zonder watervergunning gronden te ontwateren met drainagemiddelen, maar dat het Hoogheemraadschap heeft besloten dit verbod niet toe te passen.
De Oude Molen/WZL)). Voorts heeft [eiser] gesteld dat de Provincie in het bestek aan de aannemer opdracht heeft gegeven om de schadeveroorzakende handelingen te verrichten. In het bestek is immers voorgeschreven dat het zand (maximaal) 200 mg/kg zout mag bevatten en dat verticale drainage zal worden toegepast. Ook heeft de Provincie onvoldoende controle uitgeoefend op het door de aannemer gebruikte zand, aldus steeds [eiser] .
aangevoerdezand een gemiddeld zoutgehalte lieten zien van 47 mg/kg. Partijen twisten over de vraag hoe dit verschil kan worden verklaard. Dit kan echter in het midden blijven. Omdat uit het voorgaande volgt dat de Provincie het aangevoerde zand voldoende heeft gecontroleerd, heeft [eiser] onvoldoende toegelicht dat het hoge zoutgehalte in de zandmonsters uit juli en september 2014 op zichzelf reden is om onzorgvuldig handelen van de Provincie aan te nemen. De brief van de Provincie van 25 augustus 2014 brengt in het voorgaande voorts geen verandering. Weliswaar schreef de Provincie daarin dat de aannemer zand met “
een hoge concentratie” zout heeft gebruikt (hetgeen de Provincie nu betwist), maar daaruit blijkt niet dat de Provincie het zand onvoldoende heeft gecontroleerd. De Provincie heeft in haar brief van 25 augustus 2014 ook geen aansprakelijkheid erkend, maar [eiser] verwezen naar de aannemer.
actiepunt 11.4”. De Provincie heeft verzuimd de naburige agrariërs, die zichtbaar bezig waren met beregening, te waarschuwen voor de toen al bij haar bekende verzilting, wat volgens [eiser] op zichzelf al onrechtmatig is.
waardoor) het door het Hoogheemraadschap aangetroffen zoutgehalte
te hoogwas.
5.De beslissing
13 mei 2020voor uitlaten aan de zijde van de Provincie zoals in nr. 4.19 bepaald;