ECLI:NL:RBNHO:2020:3174
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake WOZ-waarde vaststelling
Op 1 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de heffingsambtenaar van de gemeente Castricum. Eiser heeft op 21 oktober 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 11 oktober 2019, die betrekking had op de vastgestelde WOZ-waarde voor het object [a]. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het griffierecht van € 47 niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. Eiser heeft geen verontschuldiging gegeven voor het verzuim en heeft ook niet gereageerd op de verzoeken van de griffier. Daarnaast heeft eiser verzuimd om binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep te vermelden, zoals vereist door de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb.
Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet in het openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.