ECLI:NL:RBNHO:2020:3181
Rechtbank Noord-Holland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
Op 1 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen. Eiser had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 13 september 2019 met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. De inspecteur heeft op 30 januari 2020 aan eiser laten weten dat hij terugkwam van de toegepaste interne compensatie en de in bezwaar gemaakte correcties terugdraaide. Eiser heeft op 24 februari 2020 het beroep ingetrokken en verzocht om een hogere proceskostenvergoeding dan de forfaitaire vergoeding, omdat hij meende dat de inspecteur onzorgvuldig had gehandeld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij intrekking van het beroep kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten worden veroordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan zijn verzoek. Eiser heeft echter geen aanleiding gevonden voor een hogere vergoeding dan de forfaitaire bedragen, omdat de rechtbank van oordeel is dat verweerder niet dermate onzorgvuldig heeft gehandeld dat dit grond oplevert voor een vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, berekend naar de forfaitaire bedragen voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op € 525. Daarnaast dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 47 te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.