ECLI:NL:RBNHO:2020:3209

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1953
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor zonnepark

Op 1 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een partij die zich verzet tegen de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een zonnepark, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen. Dit besluit, genomen op 25 februari 2020, verleende aan een derde-partij een omgevingsvergunning voor het realiseren van een innovatieve onderzoekslocatie voor een grondgebonden zonne-installatie.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang aanwezig was, aangezien de bouw van het zonnepark niet eerder dan in het derde kwartaal van 2021 zou beginnen. De voorzieningenrechter baseerde zijn oordeel op de planning van de derde-partij en de afhankelijkheid van subsidies en andere factoren die de realisatie van het project beïnvloeden. Ondanks de bezwaren van verzoekster, was er geen reden om aan de planning van de derde-partij te twijfelen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat, hoewel het bestreden besluit nog niet in werking was getreden, dit niet betekende dat er sprake was van een spoedeisend belang. De rechter benadrukte dat verzoekster op een later moment opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening kan indienen als de omstandigheden veranderen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, R.I. ten Cate, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1953

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats 1] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A.M. van Eik),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende], te [woonplaats 2] .

Procesverloop

Bij besluit van 25 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het realiseren van een innovatieve onderzoekslocatie voor een grondgebonden zonne-installatie op het perceel [locatie] .
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3. Desgevraagd is door derde-partij aangegeven dat de realisatie van het project is beoogd eind 2021, dan wel begin 2022. De verwachting is met de bouw te starten in het derde of vierde kwartaal van 2021, waarna de oplevering kan plaatsvinden in het eerste of tweede kwartaal van 2022. Derde-partij is onder meer nog afhankelijk van het verkrijgen van een subsidie, het aankooptraject van de zonnepanelen en de netinpassing.
4. Verzoekster heeft desgevraagd aangegeven dat de berichtgeving van de derde-partij haar geen aanleiding geeft het verzoek om voorlopige voorziening in te trekken. Daarbij heeft zij aangegeven dat het onderliggende verzoek om voorlopige voorziening de werking van het besluit opschort en dat niet kan worden uitgesloten dat eerder een aanvang wordt gemaakt met de aanleg van het zonnepark dan nu de planning is.
5. Hoewel het juist is dat het bestreden besluit - gelet op het bepaalde in artikel 6.1, tweede lid, onder b en derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht - nog niet in werking is getreden, nu sprake is van een met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb voorbereid besluit en verzoekster binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening heeft gevraagd, maakt dat nog niet dat daarmee een spoedeisend belang is gegeven. Nu naar verwachting niet eerder dan eerst over ongeveer anderhalf jaar zal worden begonnen met de aanleg van het zonnepark, is de voorzieningenrechter van oordeel dat van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb geen sprake is. De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen reden om te twijfelen aan de door derde-partij opgegeven planning. Bovendien kan, wanneer een spoedeisend belang op enig moment wel aanwezig is, een nieuw verzoek om voorlopige voorziening worden ingediend.
6. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek om voorlopige voorziening worden afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 1 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.