ECLI:NL:RBNHO:2020:321
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening omgevingsvergunning wegens ontbreken spoedeisend belang
Op 16 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen Handelsonderneming [verzoekster] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een geweigerde omgevingsvergunning voor het vergroten van een dakopbouw ten behoeve van opslag. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 30 oktober 2019, waarin de vergunning was geweigerd. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter de verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde en de verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De motivering hiervoor is dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft aangetoond. Verzoekster vreesde voor de intrekking van een eerder verleende omgevingsvergunning, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder heeft verklaard momenteel niet van plan te zijn om de vergunning in te trekken. Bovendien is de termijn voor het starten van de werkzaamheden al verstreken, en is de intrekking van de vergunning een discretionaire bevoegdheid van de verweerder. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen, omdat er geen onomkeerbare gevolgen te verwachten zijn voordat in de hoofdzaak is beslist.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open.