ECLI:NL:RBNHO:2020:3221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
7842988
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtspersoon Flightright GmbH, gevestigd in Berlijn, Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier had een vervoersovereenkomst met KLC voor de vlucht KL1886 van Nuernberg naar Amsterdam Schiphol, gevolgd door een aansluitende vlucht naar Norwich. Door een vertraging van 55 minuten bij aankomst in Amsterdam miste de passagier zijn aansluitende vlucht, wat leidde tot een vertraging van 4 uur en 26 minuten op zijn eindbestemming.

KLC heeft geweigerd compensatie te betalen en beroept zich op buitengewone omstandigheden, namelijk restricties opgelegd door Eurocontrol. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van deze restricties, die niet inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van KLC. De rechter oordeelt dat KLC voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden waarop zij geen invloed had, en dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken. De vordering van Flightright wordt afgewezen, en Flightright wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door kantonrechter S.N. Schipper op 6 mei 2020, waarbij de rechter concludeert dat KLC niet aansprakelijk is voor de compensatie, omdat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en KLC niet nalatig is geweest in haar zorgplicht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7842988 \ CV EXPL 19-8374 (WT)
Uitspraakdatum: 6 mei 2020
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht Flightright GmbH
gevestigd te Berlijn, Duitsland, woonplaats kiezende te Amsterdam
eiseres
hierna te noemen: Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz (Weiss Legal te Amsterdam)
tegen
De besloten vennootschap KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen KLC
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer, advocaat te Rotterdam

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 2 mei 2019 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] (hierna: de passagier) heeft met KLC een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLC de passagier diende te vervoeren met vlucht KL1886 van Nuernberg (Duitsland) naar Amsterdam Schiphol en vervolgens met vlucht KL1511 van Amsterdam Schiphol naar Norwich International Airport (Verenigd Koninkrijk) op 6 oktober 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
Het toestel met registratiecode PH-EXH (hierna: het toestel) waarmee de vlucht is uitgevoerd is met een vertraging van 55 minuten in Amsterdam aangekomen.
2.3.
De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist en is omgeboekt naar de volgende vlucht. Hij is uiteindelijk met een vertraging van 4 uur en 26 minuten op zijn eindbestemming Norwich aangekomen.
2.4.
De passagier heeft compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
De passagier heeft zijn vordering gecedeerd aan Flightright.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat KLC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flighright stelt dat KLC vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist compensatie verschuldigd te zijn. Zij beroept zich op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vertraging van de vlucht is ontstaan als gevolg van een beslissing (CTOT) van de luchtverkeersleiding (Eurocontrol) voor het toestel. KLC is wettelijk verplicht de instructies van de luchtverkeersleiding op te volgen. Daarmee is de onderhavige vertraging het gevolg van omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van KLC en waarop KLC geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.
4.2.
Het toestel waarmee de onderhavige vlucht werd uitgevoerd stond tijdig gereed om te vertrekken maar mocht van de lokale luchtverkeersleiding niet op tijd vertrekken. Het toestel kreeg uiteindelijk pas om 13:18 UTC dus met een vertraging van 58 minuten toestemming om te mogen vertrekken naar Amsterdam. Als gevolg hiervan heeft de passagier de aansluitende vlucht naar Norwich gemist. KLC heeft de passagier direct omgeboekt op de eerstvolgende vlucht naar zijn eindbestemming. Van KLC had niet meer gevergd kunnen worden.
4.3.
KLC voert verder nog verweer tegen de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Norwich, zodat KLC op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien KLC kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
Niet alle buitengewone omstandigheden geven aanleiding tot vrijstelling van de compensatieverplichting. Het moet gaan om omstandigheden waarop de luchtvervoerder geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann van 22 december 2008 (zaak C-549/07), op de inhoud waarvan het Hof in het Sturgeon- en Nelson arrest niet is teruggekomen, moet de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval stellen en aantonen dat deze omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden.
5.4.
Ter onderbouwing van haar verweer wordt door KLC enkele pagina’s uit het log van Eurocontrol met betrekking tot de onderhavige vlucht (KL1886) overgelegd waaruit volgt dat het toestel van de luchtverkeersleiding om 10:20 UTC een CTOT (Calculated Take Off Time) kreeg om op te stijgen om 12:30 wegens de regulatie KFUL1U10 op de route van het toestel met als reden code SE82. SE staat voor
“ATC staffing” ”Unplanned staffing shortage reducing expected capacity”. Code 82 staat voor
“ATFM due to ATC staff / equipment enroute”. Daar kwam vervolgens een regulatie voor Schiphol bij met als reden code CE 81:
“TC Capacity, Airport: Demand exceeds declared or expected ATC capacity:. “ATFM due to ATC ENROUTE DEMAND / CAPACITY.”Om die reden is het CTOT herzien tot 12:46 uur. Het toestel kreeg uiteindelijk van de luchtverkeersleiding pas om 13:18 UTC dus met een vertraging van 58 minuten toestemming om te mogen vertrekken. Als gevolg hiervan heeft de passagier zijn aansluitende vlucht gemist.
5.5.
Flightright betwist dat sprake is van een buitengewone omstandigheid. Zij voert aan dat het besluit van de luchtverkeersleiding moet hebben geleid tot “langdurige vertraging, vertraging van een nacht, of annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig”. Nu het toestel echter met een vertraging van slechts 55 minuten is aangekomen in Amsterdam is niet voldaan aan de voorwaarden gesteld in overweging 15 van de Verordening. Verder betwist Flightright de uitdraai van het operational log van Eurocontrol nu dit besluit van luchtverkeersbeheer niet gerelateerd is aan het vliegtuig maar aan de route die wordt afgelegd. Mocht vlucht KL1886 met een ander toestel zijn uitgevoerd dan zou hetzelfde ATFM slot aan dat andere toestel zijn toegewezen. Verder uit Flightright het vermoeden dat de passagier mogelijk in een vroegtijdig stadium is omgeboekt nu KLC gelet op de vertraging van de eerste vlucht er onterecht vanuit is gegaan dat de passagier zijn aansluitende vlucht niet zou halen. Dit vroegtijdig omboeken moet dan ook eerder worden gekwalificeerd als instapweigering, aldus Flightright.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat KLC met de door haar overgelegde stukken en de uitvoerige toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van de door Eurocontrol opgelegde restricties aan het toestel voorafgaand aan het vertrek uit Amsterdam waardoor het toestel met een vertraging van 55 minuten op Schiphol is gearriveerd. De kantonrechter is van oordeel dat de opgelegde CTOT in dit geval is aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een CTOT is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. Vervolgens is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht KL1886. De passagier heeft immers door deze vertraging de aansluitende vlucht KL1511 gemist. De vertraging van de passagier is dan ook het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
5.7.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of KLC alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Flightright betwist dit en stelt dat de passagier zijn aansluitende vlucht mogelijk nog had kunnen halen. De passagier zou mogelijk in een vroegtijdig stadium zijn omgeboekt door KLC en hiervan een bericht hebben gehad. De passagier zou hierdoor niet meer de moeite hebben genomen zijn aansluitende vlucht te halen. Deze stelling wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Flightright had bij de passagier navraag kunnen doen over de gang van zaken rondom de omboeking, dit heeft zij nagelaten. Verder is gesteld noch gebleken dat de passagier zich op enig moment bij de gate heeft gemeld om te trachten zijn vlucht alsnog te halen. KLC heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht naar Norwich. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van KLC worden gevergd. KLC heeft dan ook alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de passagier zo veel mogelijk te beperken.
5.8.
De gevorderde hoofdsom zal gelet op het voorgaande worden afgewezen. De overige verweren van KLC behoeven derhalve geen bespreking.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door KLC worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor KLC worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van KLC;
6.3.
veroordeelt Flightright tot betaling van € 36,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door KLC worden gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter