ECLI:NL:RBNHO:2020:3227

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
7325106 CV EXPL 18-9695
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na birdstrike en vertraging van vlucht CND213

In deze zaak hebben passagiers van vlucht CND213, uitgevoerd door Corendon Dutch Airlines B.V., een vordering ingesteld wegens vertraging van meer dan drie uur op 16 augustus 2016. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. Corendon betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een birdstrike tijdens een voorafgaande vlucht, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid zou zijn. De kantonrechter oordeelde dat Corendon niet voldoende had aangetoond welk deel van de vertraging te wijten was aan de birdstrike en welk deel aan andere technische mankementen, zoals versleten bouten. De rechter concludeerde dat de passagiers recht hadden op compensatie, omdat Corendon niet had voldaan aan de verplichting om de oorzaak van de vertraging duidelijk te maken. De vordering tot betaling van € 3.290,05 werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij vertragingen en de noodzaak om transparant te zijn over de oorzaken van vertragingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7325106 \ CV EXPL 18-9695
Uitspraakdatum: 4 maart 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2]wonende te [woonplaats]
3. [passagier sub 3]wonende te [woonplaats]
4. [passagier sub 4]wonende te [woonplaats]
5. [passagier sub 5]wonende te [woonplaats]
6. [passagier sub 6]wonende te [woonplaats]
7. [passagier sub 7]wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink, M.A.P. Duinkerke (EUclaim B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen Corendon
gemachtigde S.J.A. van Kooten (USG Legal Professionals)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 7 augustus 2018 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Corendon een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Nador, Marokko op 16 augustus 2016, vluchtnummer CND213, hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou de vlucht op 16 augustus 2016 om 19.30 uur lokale tijd vertrekken vanaf Amsterdam-Schiphol en om 21.50 uur lokale tijd aankomen in Nador.
2.3.
Vlucht CND213 heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 dan wel € 490,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 september 2018;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Corendon betwist de vordering. Op haar verweer wordt – voor zover van belang – bij de beoordeling nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Ohrid, zodat Corendon op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Corendon kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van Corendon op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter in algemene zin als volgt. In de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.4.
Corendon heeft aangevoerd dat het toestel dat vlucht CND213 zou uitvoeren (PH-CDF) tijdens de voorafgaande rotatievlucht (CND291/292) in aanraking is gekomen met een vogel (birdstrike). Ter onderbouwing hiervan heeft Corendon de Air Flight Logs (AFL) van de voorafgaande vlucht en de Log of Activities (LoA) overgelegd. Daarin staat onder andere vermeld: “
birdstrike on random(…)”. Als gevolg van de birdstrike diende het toestel verplicht te worden geïnspecteerd. Uit de inspectie bleek het volgende: “
found several bolts of radome crosshead in poor condition”. De schade aan het toestel moest worden verholpen voordat het verdere vluchten kon uitvoeren. Door de verplicht uit te voeren inspecties en het herstellen van de schade is vlucht CND213 met vertraging uitgevoerd. Toestel PH-CDF kon als gevolg van deze birdstrike niet worden ingezet om de onderhavige vlucht uit te voeren. Het gaat hier om een buitengewone omstandigheid (een onverwacht vliegveiligheidsprobleem), die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden, aldus nog steeds Corendon.
5.5.
De passagiers stellen dat geen sprake was van een birdstrike op de vlucht in kwestie en dat Corendon zich niet op een buitengewone omstandigheid kan beroepen indien zich meerdere vluchten voorafgaand aan de onderhavige vlucht een birdstrike heeft voorgedaan.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat een vogelaanvaring oftewel birdstrike als buitengewone omstandigheid kwalificeert als bedoeld in art 5 lid 3 van de Verordening. Overweging 14 van de Considerans van de Verordening vereist niet dat de birdstrike zich op de vlucht in kwestie heeft voorgedaan. Uit het verweer van Corendon volgt dat de birdstrike zich heeft voorgedaan op de voorafgaande rotatievlucht.
5.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Corendon met de door haar overgelegde Air Flight Logs voldoende aangetoond dat het toestel tijdens de voorafgaande rotatievlucht is getroffen door een birdstrike en dat er reparatiewerkzaamheden dienden te worden uitgevoerd. Volgens de passagiers was er geen sprake van schade aan het toestel als gevolg van de birdstrike. Dit blijkt ook niet zonder meer uit de overgelegde stukken. De kantonrechter oordeelt evenwel dat het voor de vraag of sprake was van een buitengewone omstandigheid geen verschil maakt of de birdstrike daadwerkelijk schade heeft toegebracht aan het betrokken toestel. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat Corendon voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht in de onderhavige zaak het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid op de voorgaande rotatievlucht, te weten een birdstrike en de daarop volgende verplichte inspectie.
5.8.
De passagiers betwisten dat de reparaties die uitgevoerd dienden te worden, het rechtstreekse gevolg waren van de birdstrike en stellen dat er sprake was van een technisch mankement.
5.9.
Uit het inspectierapport blijkt dat er sprake was van versleten bouten. Uit het arrest van 17 september 2015 (C 257/14; Van der Lans / KLM) van het Hof volgt dat in zijn algemeenheid een technisch mankement of een indicatie daarvan, in beginsel moet worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij en aldus geen buitengewone omstandigheid oplevert. Dat sprake zou zijn geweest van een verborgen fabricagefout die gevolg heeft voor de vliegveiligheid, is gesteld noch gebleken.
5.10.
Wanneer een vertraging niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017 inzake Pešková, ECLI:EU:C:2017:342). Corendon heeft nagelaten informatie te verstrekken welk deel van de vertraging valt toe te rekenen aan de uitgevoerde inspectie naar aanleiding van de birdstrike en welk deel van de vertraging aan het vervangen van de versleten bouten. Het is de kantonrechter derhalve onduidelijk gebleven welk deel van de vertraging het gevolg is geweest van bijzondere omstandigheden. Gelet hierop zal de vordering tot betaling van de hoofdsom dan ook worden toegewezen.
5.11.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Corendon heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van Corendon, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Corendon, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Corendon tot betaling aan de passagiers van € 3.290,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.800,00 vanaf 16 augustus 2016, en over € 490,05 vanaf 16 augustus 2016 tot aan de dag van voldoening deze bedragen;
6.2.
veroordeelt Corendon tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 420,00;
veroordeelt Corendon tot betaling van € 105,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt en veroordeelt Corendon tot betaling van de wettelijke rente over alle proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekenis van dit vonnis;
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter