Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
In de gronden van beroep heeft eiser erop gewezen dat er per direct een doorstart is gemaakt onder de naam [bedrijf 3] B.V., waarbij alle lopende contracten zijn voortgezet en waarbij eiser ongewijzigd zijn werkzaamheden is blijven verrichten voor [bedrijf 2] . Hieruit kan volgens eiser worden geconcludeerd dat er sprake was van een (verkapte) overgang van onderneming dan wel van opvolgend werkgeverschap. Hierdoor dient aldus eiser, voor de bepaling van het ZW-dagloon een langere referteperiode te worden gehanteerd dan verweerder nu heeft gedaan en ook te worden uitgegaan van het sv-loon dat eiser bij [bedrijf 1] B.V. heeft verdiend. Eiser meent dat het reëel is om voor de referteperiode uit te gaan van het sv-loon over de periode van 17 juni 2012 tot 20 mei 2013. In dat geval komt het dagloon uit op een hoger bedrag. Er is sprake van bijzondere omstandigheden, waaraan verweerder ten onrechte voorbij is gegaan.
Verweerder heeft gekeken naar het loon bij de laatste formele werkgever, [bedrijf 3] B.V., maar vanaf 23 april 2012 totdat hij per 4 juli 2013 ziek werd, heeft eiser ongewijzigd bij [bedrijf 2] gewerkt, hetgeen dus zijn feitelijke werkgever was. Nu de feitelijke werkgever vanaf 23 april 2012 tot 4 juli 2013 dezelfde is gebleven, meent eiser dat als referteperiode voor het ZW-dagloon uitgegaan dient te worden van de periode die ook is gehanteerd door de arbeidsdeskundige.
Wat betreft de stelling van eiser dat de feitelijke werkgever hetzelfde is gebleven wijst de rechtbank erop dat in de “toelichting berekening dagloon” bij “werkzaam als uitzendkracht met uitzendbeding” staat dat de verdiensten in alle gewerkte perioden bij hetzelfde uitzendbureau worden meegenomen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank reeds dat niet van de feitelijke werkgever dient te worden uitgegaan. Omdat aangenomen kan worden dat eiser werd betaald door het uitzendbureau, hetgeen hij ter zitting heeft bevestigd, is verweerder terecht uitgegaan van [bedrijf 3] B.V. en niet van [bedrijf 2] . De beroepsgrond slaagt niet.