Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
De klachten blijven vaag en weinig specifiek. Er is sprake van inconsistentie in de anamnese naast verhoogde suggestibiliteit. Klachtenpresentatie is ook niet consistent. Cognitieve klachten konden niet worden vastgesteld en geheugen- en stemmingsstoornissen kunnen niet worden geobjectiveerd. Er kan geen betrouwbare stoornis of ziekte worden vastgesteld.”.Deze weergave doet geen recht aan eisers gesteldheid. Hij lijdt al jaren aan een depressieve stoornis, ernstig met psychotische kenmerken, chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS), hetgeen ook verweerder stelde in 2012. Ook de brieven van behandelaars van eiser geven een totaal ander beeld dan het expertiserapport. Er bevindt zich diverse medische informatie in het dossier waaruit blijkt dat er sprake is van depressieve en psychische klachten. Eisers depressieve stoornis is de laatste tijd opnieuw toegenomen. De expert legt niet uit waarom geen psychiatrische ziekte bij eiser is geconstateerd en er wordt geen overleg gevoerd met de behandelaars die eiser meerdere keren hebben gezien en gesproken en die in staat zijn om een deskundige toelichting te geven. De expert wijkt bovendien af van de diagnose(s), met daarbij behorende klachten en psychosociale omstandigheden, die in het verleden door psychiaters en behandelaars zijn gesteld en die al jarenlang bestaan. Eiser vraagt zich af welke onderzoeksmethode de expert heeft gebruikt en of de psychiater erin heeft berust als vragen niet werden beantwoord. Eiser wenst te benadrukken dat hij zijn klachten/situatie niet heeft overdreven of gemalingeerd, dan wel gesimuleerd. Enig bewijs daarvoor is ook niet voorhanden. De lichamelijke klachten en krachtsverlies links zijn nu ook rechts aan de orde. De nek-, schouder- en rugklachten zijn van chronische aard. Zijn situatie verslechtert voortdurend. Daarbij wordt door de behandelaars met name benadrukt dat eiser weinig draagkracht heeft, in welk verband hij verwijst naar de inhoud van de brieven van de behandelaars. Eiser heeft met de rapporten en brieven van zijn behandelaars wel degelijk objectief aangetoond dat hij ernstige gezondheidsproblemen heeft. Eiser verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Eiser acht de geduide functies niet passend.
In de bezwaarfase heeft, in onderling overleg, op 2 en 12 april en 2 mei 2019 op drie vlakken een expertise-onderzoek plaatsgevonden. In het gezamenlijke expertiserapport van 11 juni 2019 overweegt Lam dat er sprake is van inconsistenties in de anamnese naast verhoogde suggestibiliteit. De houding geeft bij herhaling het gevoel dat eiser zich niet wil inspannen en de klachtenpresentatie is ook niet consistent. Bij psychiatrisch onderzoek in engere zin kunnen de cognitieve klachten ook niet worden vastgesteld. De resultaten van het aanvullend npo zijn hiermee in overeenstemming, zodat de geclaimde geheugen- en stemmingsstoornissen niet kunnen worden geobjectiveerd. Er kan geen betrouwbare stoornis of ziekte worden vastgesteld; de door de curatieve sector gestelde diagnosen konden niet worden bevestigd.
Schoemaker overweegt dat alle afgenomen symptoomvaliditeitstesten positief zijn, sommigen zelfs onder het kansniveau. Dit geeft duidelijke aanwijzingen voor onderpresteren en overrapporteren van psychische en/of cognitieve klachten. De testresultaten zijn niet betrouwbaar te interpreteren.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt in de rapportage van 28 juni 2019 dat de door eiser geclaimde uitgebreide psychische en cognitieve klachten bij de gecombineerde psychiatrische/neurologische expertise inclusief npo niet konden worden geobjectiveerd. De klachten kunnen niet worden geduid in het kader van een psychiatrische of neurologische diagnose; de door de curatieve gestelde diagnosen konden niet worden bevestigd. Er is derhalve onvoldoende grond om beperkingen hiervoor aan te nemen in de rubrieken I en II van de FML wegens ontbreken van een geobjectiveerde stoornis op psychisch vlak.
15 januari 2019. De informatie ziet derhalve niet op de datum in geding, maar op de periode daarna. Eiser heeft bovendien verklaard dat de depressieve stoornis de laatste tijd is toegenomen, hetgeen door deze brief wordt bevestigd. De verklaring van de huisarts van
5 november 2018 is een doorverwijzing aan Ipsy. Uit de brief blijkt ook niet dat eiser op
12 juli 2018 verdergaande psychische beperkingen had dan in de FML is aangenomen. Er is geen sprake van vaststelling van diagnoses. Zoals hiervoor is aangegeven kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat verweerder de beperkingen onjuist heeft vastgesteld. De stelling van eiser dat meer beperkingen aan de orde zijn, is door hem niet voldoende met objectieve medische stukken onderbouwd. De rechtbank ziet daarom geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep hieromtrent. Gelet hierop bestaat dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat verweerder meer onderzoek had moeten doen of overleg had moeten voeren met de behandelaars of voor het benoemen van een deskundige. De stelling ter zitting dat bij eiser een IQ van 40 is vastgesteld heeft eiser niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dat het medische gedeelte van het bestreden besluit in stand kan blijven.