ECLI:NL:RBNHO:2020:3422
Rechtbank Noord-Holland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Kort geding huurachterstand bedrijfsruimte tussen Hoorne Vastgoed B.V. en gedaagde
In deze zaak heeft de besloten vennootschap Hoorne Vastgoed B.V. de gedaagde gedagvaard in kort geding wegens huurachterstand van een bedrijfsruimte. De gedaagde huurt sinds 1 april 2016 een onroerende zaak van Hoorne Vastgoed en heeft een huurachterstand opgebouwd die al sinds juli 2019 aanhoudt. Hoorne Vastgoed vordert betaling van een bedrag van € 5.032,79, dat bestaat uit hoofdsom en rente, alsook contractueel verschuldigde boetes en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft erkend dat hij in gebreke is gebleven met de huurbetalingen, maar voert aan dat hij door de coronacrisis niet in staat is om de achterstand in te lossen. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 april 2020, en de kantonrechter heeft op 4 mei 2020 uitspraak gedaan.
De kantonrechter oordeelt dat Hoorne Vastgoed een spoedeisend belang heeft bij de vordering, gezien de aanzienlijke huurachterstand. De rechter wijst de vordering tot betaling van de huurachterstand en de contractuele boete toe, omdat de gedaagde deze niet inhoudelijk heeft betwist. De rechter ziet geen aanleiding om de boete te matigen, aangezien de gedaagde geen overtuigende argumenten heeft aangedragen. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. De rechter wijst ook de vordering tot betaling van toekomstige huurtermijnen toe, maar beperkt deze tot het onzekere moment van herverhuur. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde, die ook veroordeeld wordt tot betaling van nasalaris.
Het vonnis is uitgesproken door mr. A.E. Merkus en is uitvoerbaar bij voorraad, met afwijzing van de overige vorderingen.