ECLI:NL:RBNHO:2020:3427
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- L. Boonstra
- H.R.A. Horring
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking PW-uitkering wegens gezamenlijk hoofdverblijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) had zien intrekken. De intrekking was gebaseerd op een onweerlegbaar rechtsvermoeden van een gezamenlijke huishouding, omdat verzoekster en een heer, met wie zij samen kinderen heeft, op hetzelfde adres zouden wonen. Verzoekster betwistte dit en voerde aan dat zij een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien zij niet in haar primaire levensbehoeften kon voorzien door de beëindiging van haar uitkering.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster sinds 20 mei 2011 een bijstandsuitkering ontving en dat de uitkering op 27 maart 2020 was beëindigd. De rechter heeft het onderzoek ter zitting op 23 april 2020 gehouden, waarbij de gemachtigden van beide partijen via Skype zijn gehoord. De voorzieningenrechter heeft de onderzoeksresultaten en verklaringen van buurtbewoners in overweging genomen, die bevestigden dat de heer regelmatig op het adres van verzoekster verbleef. De rechter concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding, waardoor verzoekster niet langer aanspraak kon maken op bijstand als alleenstaande ouder.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het bestreden besluit niet in stand zou blijven. De rechter benadrukte dat de gebreken in het primaire besluit in bezwaar hersteld konden worden en dat de gemachtigde van verzoekster deze argumenten in de bezwaarprocedure naar voren kon brengen. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.