ECLI:NL:RBNHO:2020:3537

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
7576761
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtverkeersleiding en technisch mankement

In deze zaak hebben een groep passagiers, vertegenwoordigd door Stichting Achmea Rechtsbijstand, een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Kos naar Amsterdam op 22 juli 2017. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 8.000,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. Corendon betwistte de vordering en stelde dat de vertraging deels het gevolg was van een technisch mankement en deels door een besluit van de luchtverkeersleiding, wat volgens hen buitengewone omstandigheden opleverde die hen vrijstelden van compensatie.

De kantonrechter oordeelde dat Corendon niet kon aantonen dat de vertraging volledig te wijten was aan buitengewone omstandigheden. Hoewel de vertraging deels veroorzaakt werd door een besluit van de luchtverkeersleiding, was er ook een deel van de vertraging dat voortkwam uit een technisch mankement aan het toestel. De rechter stelde vast dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming waren aangekomen, wat hen recht gaf op compensatie volgens de Verordening. Echter, na aftrek van de tijd die aan de buitengewone omstandigheden te wijten was, resteerde er een vertraging van minder dan drie uur, waardoor de vordering werd afgewezen.

De kantonrechter wees de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten aan Corendon. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen niet te wijten zijn aan omstandigheden waar zij invloed op hebben, en dat passagiers recht hebben op compensatie bij aanzienlijke vertragingen, tenzij er sprake is van overmacht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7576761 \ CV EXPL 19-2723 (WT)
Uitspraakdatum: 3 juni 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2]wonende te [woonplaats]
3. [passagier sub 3] ,pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2], allen wonende te [woonplaats]
4. [passagier sub 4]wonende te [woonplaats]
5. [passagier sub 5]wonende te [woonplaats]
6.
[passagier sub 6], wonende te [woonplaats]
7.
[passagier sub 7], pro se en in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen
[minderjarige 3]en
[minderjarige 4], allen wonende te [woonplaats]
8. [passagier sub 8]wonende te [woonplaats]
9.
[passagier sub 9], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige kind
[minderjarige 5], beiden wonende te [woonplaats]
10. [passagier sub 10]wonende te [woonplaats]
11. [passagier sub 11]wonende te [woonplaats]
12. Stichting Achmea Rechtsbijstandgevestigd te Tilburg
eisers
hierna gezamenlijk verder te noemen de passagiers en Achmea
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen Corendon
gemachtigde S.G. Basarat LL.M

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 november 2018 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Corendon een schriftelijke reactie heeft gegeven. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. De passagiers hebben bij akte nog gereageerd op de bij dupliek overgelegde productie.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers diende te vervoeren van Kos Airport (Griekenland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 22 juli 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is een onderdeel van de rotatie Amsterdam-Kos-Amsterdam met vluchtnummer CND699-670.
2.3.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
De passagiers zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn/haar minderjarige kind te voeren.
2.7.
De passagiers [passagier 12] , [passagier 13] , [passagier 14] en [passagier 15] , allen wonende te [woonplaats] hebben hun vordering op Corendon gecedeerd aan Achmea.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 8.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Corendon betwist de vordering. Zij stelt primair dat Achmea niet-ontvankelijk is in haar vordering nu de boekingsbescheiden van de passagiers [passagier 12] en [passagier 13] en hun minderjarige kinderen niet zijn overgelegd en uit niets blijkt dat zij zich tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld.
4.2.
Verder stelt Corendon dat Achmea niet ontvankelijk is in haar vordering nu zij geen partij is bij de vervoersovereenkomst tussen de passagiers [passagier 12] en [passagier 13] en hun minderjarige kinderen. Het vorderingsrecht van deze passagiers heeft een dermate persoonlijk karakter dat de vordering tot compensatie niet voor cessie vatbaar is. Corendon betwist dan ook voor deze passagiers compensatie verschuldigd te zijn.
4.3.
Subsidiair stelt Corendon zich op het standpunt dat de onderhavige vlucht is vertraagd als gevolg van een buitengewone omstandigheid op de voorafgaande vlucht, te weten een besluit van de luchtverkeersleiding zoals omschreven in artikel 15 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Corendon heeft hierop geen invloed kunnen uitoefenen en alle maatregelen genomen om de vertraging te voorkomen.
4.4.
Corendon betwist verder buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Corendon stelt zich primair op het standpunt dat het doel van de Verordening is om een hoog niveau van bescherming voor passagiers te bieden. Het eventuele recht op compensatie heeft een hoogstpersoonlijk karakter, namelijk een vergoeding voor het persoonlijk geleden ongemak, te weten tijdverlies. De aard van het vorderingsrecht verzet zich derhalve tegen overdracht, waardoor Achmea niet ontvankelijk is in haar vordering, aldus Corendon. De kantonrechter volgt Corendon hierin niet. De overdraagbaarheid van een vordering op grond van de Verordening is niet in de Verordening uitgesloten, terwijl een dergelijke vordering tot compensatie in het algemeen niet zozeer aan de persoon van de schuldeiser zal zijn gebonden dat zij naar haar aard niet voor overdracht vatbaar is. Evenmin is gesteld of gebleken dat partijen de overdraagbaarheid van hun vorderingsrechten bij beding hebben uitgesloten. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan het verweer van Corendon en verklaart Achmea ontvankelijk in haar vordering.
5.3.
Corendon stelt verder dat Achmea niet in haar vordering kan worden ontvangen nu zij ten aanzien van de passagiers [passagier 12] , [passagier 13] en hun minderjarige kinderen geen boekingsbescheiden heeft overgelegd. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Artikel 3 lid 2 van de Verordening bepaalt dat voor toepassing van de Verordening is vereist dat de passagiers een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie hebben en zich derhalve – behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 – (tijdig) bij de incheckbalie melden. De bewijslast ter zake hiervan rust op de passagiers. Achmea heeft als productie 2 bij repliek de bevestigde boeking van voornoemde passagiers overgelegd. Deze boeking ziet echter niet op onderhavige vlucht CND670 van 22 juli 2017 maar op vlucht CND796 van 23 juli 2017. De kantonrechter oordeelt dat hiermee niet is komen vast te staan dat de passagiers [passagier 12] en [passagier 13] en hun minderjarige kinderen beschikken over een bevestigde boeking voor de onderhavige vlucht. De vordering van Achmea zal worden afgewezen.
5.4.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op haar eindbestemming, zodat Corendon op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Corendon kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.5.
Niet alle buitengewone omstandigheden geven aanleiding tot vrijstelling van de compensatieverplichting. Het moet gaan om omstandigheden waarop de luchtvervoerder geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann van 22 december 2008 (zaak C-549/07), op de inhoud waarvan het Hof in het Sturgeon- en Nelson arrest niet is teruggekomen, moet de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval stellen en aantonen dat deze omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden.
5.6.
Corendon stelt in dit verband dat zij geen compensatie verschuldigd is en beroept zich op buitengewone omstandigheden. De aankomstvertraging op de eindbestemming is gedeeltelijk veroorzaakt door een technisch mankement aan het toestel dat gepland stond de rotatievlucht uit te voeren (een operationele verstoring), en een groot deel van de vertraging is veroorzaakt door een besluit van de luchtverkeersleiding. Ter onderbouwing van dit verweer voert Corendon het volgende aan. De onderhavige vlucht (CND670) is onderdeel van de rotatievlucht CND699-670. De geplande aankomsttijd van vlucht CND699 van Amsterdam naar Kos bedroeg 19:10 UTC. De geplande vertrektijd was 15:15 UTC. Als gevolg van een technisch mankement en besluiten van de luchtverkeersleiding kon vlucht CND699 pas landen op Kos om 22:02 UTC. Uit de SAM (“Slot Allocation Message) en SRM (Slot Revision Message) volgt dat als gevolg van REGCAUSE GA 83, zijnde een RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, Airport and/or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights (IATA delay codes) en REGCAUSE CE 81, zijnde ATC EN ROUTE DEMAND/CAPACITY problems (IATA delay code) de voorgaande vlucht CND699 nieuwe slottijden heeft gekregen. Dit is telkens doorgeschoven waardoor het toestel uiteindelijk pas om 18:52 UTC naar Kos kon vertrekken. Verder wijst Corendon in dit verband nog op het MVT-bericht (Aircraft Movement Message) waaruit blijkt dat slechts een gedeelte van de vertraging is veroorzaakt door het technisch mankement, namelijk de vertraging met code 46 en een gedeelte door het ATC besluit met code 81. De uiteindelijke vertraging van vlucht CND 699 bedroeg 2 uur en 52 minuten. Corendon legt als productie 2 bij antwoord de hiervoor genoemde slotberichten van vlucht CND699 over.
5.7.
Door deze operationele verstoring en de ATC-besluiten is ook vlucht CND670 met vertraging vertrokken naar Amsterdam. Als productie 3 bij antwoord legt Corendon de ATC besluiten van deze vlucht over. Tweemaal is een nieuw slot afgegeven met als oorzaak REGCAUSE SE 82, te weten een gereduceerde capaciteit en-route. Uit de als productie 1 overgelegde Journey Log van de vlucht CND670 volgt dat het toestel gepland stond te vertrekken om 22:30 uur UTC maar uiteindelijk pas “off-blocks” ging om 23.07 uur UTC Een vertraging van 37 minuten is daarmee te wijten aan de ATC-besluiten. Dit blijkt tevens uit de slotberichten van vlucht CND670 waarop een EOBT (“Estimated off block time”) van 22:30 uur UTC staat vermeld, terwijl het toestel pas “off blocks” is gegaan om 23:07 uur UTC, aldus nog steeds Corendon.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat het opleggen van een nieuw slot door de luchtverkeersleiding kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening. Corendon heeft voldoende aangetoond dat luchtverkeersbeheer vanaf 15:15 uur UTC meerdere malen een nieuw slot heeft opgelegd. Een nieuw slot opgelegd door luchtverkeersbeheer is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. Corendon dient immers altijd een door luchtverkeersbeheer afgegeven slot op te volgen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat sprake is van buitengewone omstandigheden.
5.9.
Voor de nieuwe slots afgegeven door luchtverkeersbeheer nadat Corendon een nieuwe EOBT tijd heeft doorgegeven, naar de kantonrechter begrijpt vanwege een technisch mankement, geldt echter niet dat deze zijn aan te merken als buitengewone omstandigheden. Dit deel van de vertraging is immers ontstaan, omdat Corendon zelf om een latere vertrektijd heeft gevraagd. Daarbij overweegt de kantonrechter dat uit het arrest van 17 september 2015 (C 257/14; Van der Lans / KLM) van het Hof volgt dat in zijn algemeenheid een technisch mankement of een indicatie daarvan, in beginsel moet worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij en aldus geen buitengewone omstandigheid oplevert, afgezien van gevallen waarbij een fabrikant van de toestellen waaruit de vloot van de betrokken luchtvaartmaatschappij is samengesteld, of een bevoegde autoriteit, zou bekendmaken dat deze toestellen - die reeds in dienst zijn - een verborgen fabricagefout vertonen die gevolg heeft voor de vliegveiligheid, of in geval van schade aan luchtvaartuigen door sabotage of terrorisme. Gesteld noch gebleken is dat in het onderhavige geval sprake is van een situatie als hiervoor bedoeld. Corendon heeft ook geen enkel stuk overgelegd met betrekking tot het technisch mankement. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat dit deel van de vertraging niet is aan te merken als buitengewone omstandigheid.
5.10.
Vervolgens dient de kantonrechter de vraag te beantwoorden of Corendon de benodigde redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend.
5.11.
Bij een vertraging die niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017 inzake Pešková, ECLI:EU:C:2017:342). Gelet hierop dient de totale vertraging, te worden verminderd met de tijd die aan de buitengewone omstandigheid te wijten is, namelijk 112 minuten (75 minuten voorafgaande vlucht, 37 minuten onderhavige vlucht). Na aftrek resteert een vertraging van minder dan drie uur. De vordering van de passagiers dient daarom te worden afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. De nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Corendon worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers en Achmea tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Corendon worden vastgesteld op een bedrag van € 600,00 aan salaris van de gemachtigde van Corendon;
6.3.
veroordeelt de passagiers en Achmea tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Corendon worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter