In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie voor de annulering van vlucht KL1854 op 27 maart 2018. De passagiers, die oorspronkelijk van Düsseldorf naar Amsterdam Schiphol zouden vliegen, zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en arriveerden meer dan drie uur later op hun eindbestemming. Flightright heeft de vordering ingediend na de overdracht van het vorderingsrecht door de passagiers. KLC heeft de annulering betwist en zich beroepen op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en een capaciteitsreductie op Schiphol, die volgens hen de annulering rechtvaardigden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers hun vorderingsrecht hebben overgedragen aan Flightright. Vervolgens is beoordeeld of KLC zich kan beroepen op buitengewone omstandigheden. De rechter heeft vastgesteld dat de weersomstandigheden op de dag van de vlucht inderdaad slecht waren, wat leidde tot een capaciteitsreductie op Schiphol. KLC heeft voldoende aangetoond dat zij genoodzaakt was de vlucht te annuleren en dat een vertraagde uitvoering geen optie was. De kantonrechter concludeert dat KLC alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen en wijst de vordering van Flightright af. Flightright wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter is dat de vordering van Flightright wordt afgewezen en dat zij de proceskosten moet vergoeden, vastgesteld op € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van KLC, plus € 90,00 aan nakosten, voor zover KLC daadwerkelijk nakosten zal maken. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 mei 2020.