Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
29 oktober 2019 heropend voor het stellen van vragen aan verweerder.
Overwegingen
de kans loopt dat verweerder de vrijwillige verzekering moet beëindigen. Evenmin is in geschil dat eiser op
9 november 2018 door verweerder is gebeld over een achterstand in de betaling van de premie. De rechtbank heeft daarbij geen reden te twijfelen aan de informatie zoals die is opgenomen in de telefoonnotitie, waarin is opgenomen dat eiser in dat telefoongesprek is gewezen op de achterstallige betaling van augustus 2018 en waarbij eiser is gewezen op de consequenties bij het niet alsnog betalen van de premie. De rechtbank is echter, gelet op de vergaande consequenties voor eiser en gelet op de voornoemde jurisprudentie, van oordeel dat eiser hiermee niet ondubbelzinnig is gewaarschuwd voor de vergaande gevolgen van het niet betalen van de premie. Immers, in de brief van 23 oktober 2018 werd gesproken over de kans op beëindiging, hetgeen nog ruimte biedt en aan het telefoongesprek kan naar het oordeel van de rechtbank niet dezelfde waarde worden gehecht als aan een schriftelijke aanmaning, waarin ondubbelzinnig wordt aangegeven welke premie niet is betaald, welke termijn nog wordt gegund en wat de consequenties van het niet tijdig betalen zullen zijn.
wordt beëindigd als de betalingsachterstand niet binnen 7 dagen is voldaan.Hiermee is eiser een duidelijke termijn gegeven en zijn de consequenties duidelijk verwoord.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 1 februari 2019;
- herroept het primaire besluit van 19 november 2018;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.312,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,00 aan eiser te vergoeden.