ECLI:NL:RBNHO:2020:364

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1494
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer. De eiser had verzocht om de verwijdering van zijn persoonsgegevens die waren opgenomen op het VNG-Forum en in e-mails aan andere bestuursorganen. Het primaire besluit van 25 oktober 2018, waarin dit verzoek werd afgewezen, werd door de rechtbank beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de gegevens van eiser, bezien in onderlinge samenhang en in de context, zonder onevenredige inspanning herleidbaar zijn tot hem, en dat er dus sprake is van persoonsgegevens in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet deugde, omdat het niet voldoende gemotiveerd was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht aan eiser moesten worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van persoonsgegevens en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met dergelijke gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/1494

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer, verweerder
(gemachtigde: mr. K. Koppendraaijer).

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot vernietiging van zijn persoonsgegevens, zoals die zijn opgenomen op het VNG-Forum en in e-mails aan andere bestuursorganen, afgewezen.
Bij besluit van 5 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2019. Gemachtigde van eiser is verschenen, vergezeld van [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft verweerder bij brief van 16 september 2018 verzocht om zijn persoonsgegevens te verwijderen uit alle systemen. In het verzoek staat onder meer het volgende:
“Mij is gebleken dat u één of meer van onderstaande verwerkingen heeft verricht:
  • Gegevensverwerking middels publicatie op het VNG-Forum en/of;
  • Gegevensverwerking middels doorzending van mijn persoonsgegevens per mail aan andere bestuursorganen.
Bij zijn bezwaarschrift heeft eiser een overzicht gevoegd van gearceerde beeldschermafdrukken van publicaties op het VNG-Forum. Deze teksten zijn volgens eiser aan te merken als het verwerken van persoonsgegevens.
2. Het bestreden besluit gaat over de afwijzing van het verzoek van eiser. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij geen persoonsgegevens van eiser op het VNG-forum heeft geplaatst of verwerkt. De informatie in door eiser overgelegde beeldscherm- afdrukken zijn niet tot eiser is te herleiden en dus is er geen sprake van persoonsgegevens.
3.1
De rechtbank dient allereerst te bepalen wat de omvang van het geding is. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat eisers beroep slechts is gericht op schadevergoeding en daarbij verwezen op naar eisers beroepschrift. Ter zitting heeft eiser dit betwist en aangevoerd dat het beroep is gericht op het bestreden besluit en verweerders conclusie dat geen sprake is van herleidbare persoonsgegevens.
3.2
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt. De zaak gaat in de kern over de vraag of er sprake is van (onrechtmatige) verwerking van persoonsgegevens en dus over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Dat daarnaast door eiser om schadevergoeding wordt gevraagd doet daar niet aan af.
4. In het verlengde van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat, zoals ter zitting met partijen is vastgesteld, de beoordeling geen betrekking meer hoeft te hebben op de gestelde gegevensverwerking door verweerder voor zover die per mail zou hebben plaatsgevonden. Het geschil ziet dus uitsluitend nog op de vermeende gegevensverwerking op het VNG-forum. Eveneens is ter zitting vastgesteld, dat het eiser uitsluitend gaat om persoonsgegevens in berichten op het VNG-forum die van verweerder zelf afkomstig zijn.
5. Gelet op het door verweerder onder rechtsoverweging 2. ingenomen standpunt zal de rechtbank moeten beoordelen of de door verweerder geplaatste informatie zoals weergegeven in de schermafdrukken, als persoonsgegevens moeten worden aangemerkt. Gelet op de datum van eisers verwijderingsverzoek, zal de rechtbank dat beoordelen aan de hand van de bepalingen uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
6.1
Ingevolge artikel 4, onder 1, van de AVG wordt onder ‘persoonsgegeven’ verstaan:
alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
6.2
Relevant voor de beoordeling of sprake is van persoonsgegevens in de zin van artikel 4 van de AVG is punt 26 van de considerans van de AVG.:
“De beginselen van gegevensbescherming moeten voor elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon gelden. Gepseudonimiseerde persoonsgegevens die door het gebruik van aanvullende gegevens aan een natuurlijke persoon kunnen worden gekoppeld, moeten als gegevens over een identificeerbare natuurlijke persoon worden beschouwd. Om te bepalen of een natuurlijke persoon identificeerbaar is, moet rekening worden gehouden met alle middelen waarvan redelijkerwijs valt te verwachten dat zij worden gebruikt door de verwerkingsverantwoordelijke of door een andere persoon om de natuurlijke persoon direct of indirect te identificeren, bijvoorbeeld selectietechnieken. Om uit te maken of van middelen redelijkerwijs valt te verwachten dat zij zullen worden gebruikt om de natuurlijke persoon te identificeren, moet rekening worden gehouden met alle objectieve factoren, zoals de kosten van en de tijd benodigd voor identificatie, met inachtneming van de beschikbare technologie op het tijdstip van verwerking en de technologische ontwikkelingen. De gegevensbeschermingsbeginselen dienen derhalve niet van toepassing te zijn op anonieme gegevens, namelijk gegevens die geen betrekking hebben op een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon of op persoonsgegevens die zodanig anoniem zijn gemaakt dat de betrokkene niet of niet meer identificeerbaar is. Deze verordening heeft derhalve geen betrekking op de verwerking van dergelijke anonieme gegevens, onder meer voor statistische of onderzoeksdoeleinden.”
6.3
Voorts is in paragraaf 3 van de Handleiding AVG van het ministerie van Justitie en Veiligheid vermeld:

Een persoon is identificeerbaar indien zijn identiteit nog niet is vastgesteld, maar dit redelijkerwijs, zonder onevenredige inspanning, wel kan gebeuren. Dit gebeurt meestal op de volgende wijze:
• gegevens worden gekoppeld aan direct identificerende gegevens; of
• gegevens zijn door hun onderlinge combinatie dusdanig uniek dat ze maar op één persoon betrekking kunnen hebben.
De eerste mogelijkheid is het koppelen van indirect identificerende gegevens aan direct identificerende gegevens. Wanneer bijvoorbeeld een telefoonnummer (indirect identificerend) via een telefoonboek gekoppeld kan worden aan een naam (direct identificerend), dan is het telefoonnummer een persoonsgegeven. Bij de beoordeling of gegevens gekoppeld kunnen worden gaat het niet alleen om de gegevens die de verwerkingsverantwoordelijke in zijn bezit heeft. Ook gegevens die bijvoorbeeld via internet openbaar toegankelijk zijn kunnen worden meegewogen in de beslissing of iemand identificeerbaar is.
De tweede mogelijkheid is dat door een combinatie van gegevens een dusdanig uniek beeld ontstaat dat de gegevens maar op één persoon betrekking kunnen hebben. Een voorbeeld van een dergelijke spontane identificatie is: ‘een 39-jarige mannelijke jurist woonachtig aan de Oxfordlaan te Leiden’. Het is zeer onwaarschijnlijk dat deze combinatie op meer dan één geïdentificeerde persoon betrekking heeft.
Bij de beoordeling of er sprake is van identificeerbaarheid moeten de mogelijkheden van de verwerkingsverantwoordelijke (of een derde) om de identificatie tot stand te brengen worden meegewogen. Het gaat dus niet om de hypothetische mogelijkheid dat gegevens gekoppeld of gecombineerd kunnen worden, maar om de vraag of de verwerkingsverantwoordelijke dit zonder onevenredige inspanning kan. Hierbij speelt ook de hoedanigheid van de verwerkingsverantwoordelijke een belangrijke rol. Niet iedere verwerkingsverantwoordelijke beschikt namelijk over dezelfde middelen, technologieën en mogelijkheden om een persoon te identificeren. Het kan dus zijn dat een gegeven voor de ene verwerkingsverantwoordelijke
wel een persoonsgegeven is, maar voor de andere verwerkingsverantwoordelijke niet.”
6.4
Naar het oordeel van de rechtbank dient de vraag of sprake is van persoonsgegevens naar de context te worden beoordeeld. Uit de door eiser overgelegde schermafdrukken leidt de rechtbank af dat verweerder op het VNG-forum spreekt over een persoon (man) die:
- omstreeks 29 juli een Wbp-verzoek heeft ingediend waarvan verweerder vermoedt dat die bij meerdere gemeenten gaat binnenkomen;
- een bekende van de gemeente is;
- in de periode 2013 tot en met 2016 meerdere (ook landelijke) Wob-verzoeken heeft ingediend onder meer over Wob-verzoeken, dwangsommen, WSW-participatieverzoek en CJIB gelden;
- een verlopen paspoort heeft.
Verder wordt opgemerkt dat verzoeker affiniteit heeft met een ander welbekend landelijk ingediend Wbp-verzoek, waarover nog landelijke procedures lopen. Tot slot wordt vermeld dat in het verzoek ook wordt gevraagd om gegevens van het forum.
Gelet op deze gegevens is de rechtbank van oordeel dat eiser erin kan worden gevolgd dat die gegevens, bezien in onderlinge samenhang en in de context, zonder onevenredige inspanning kunnen worden herleid tot zijn persoon. De rechtbank ziet hiervoor ook een bevestiging in het feit dat uit de tekstbijdragen van anderen op de overgelegde schermafdrukken valt op te maken dat deelnemers op het forum precies weten over welke persoon het gaat. De rechtbank concludeert dan ook dat sprake is van persoonsgegevens in de zin van de AVG.
6.5
Gelet op de voorgaande conclusie is het beroep reeds hierom gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd wegens het ontbreken van een deugdelijke motivering. Dat sprake is van persoonsgegevens, betekent echter nog niet dat het verzoek van eiser om verwijdering ervan ook moet worden toegewezen. Daarvoor is van belang of sprake is van een onrechtmatige verwerking van zijn persoonsgegevens. Verweerder zal hierover een standpunt moeten innemen. Afhankelijk van het standpunt van verweerder daarover kan al dan niet recht bestaan op een schadevergoeding. Naar het oordeel van de rechtbank gaat dit het bestek van een bestuurlijke lus te buiten, zodat zij verweerder zal opdragen een nieuw besluit te nemen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.