ECLI:NL:RBNHO:2020:3658

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
C/15/301766 / FA RK 20-1930
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel ex artikel 7:6 Wvggz

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van de gemeente [gemeente] was opgelegd op 23 maart 2020. Betrokkene, geboren op [geboortedatum] en wonende te [plaats], had beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens een schadevergoeding van € 105,- per dag had verzocht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder een medische verklaring van een psychiater die de crisismaatregel had geadviseerd. De behandeling van het beroep vond schriftelijk plaats vanwege de coronamaatregelen, en een mondelinge behandeling was achterwege gebleven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de crisismaatregel had opgelegd op basis van een medische verklaring die een manisch psychotisch toestandsbeeld bij betrokkene vaststelde. Betrokkene had zich bedreigend gedragen en weigerde medicatie, waardoor zorgverlening op vrijwillige basis niet mogelijk was. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op basis van de medische verklaring terecht had besloten om de crisismaatregel op te leggen zonder aanvullende informatie in te winnen. Betrokkene had bovendien geweigerd om te worden gehoord, waardoor hij geen gelegenheid had gehad om zijn bezwaren naar voren te brengen.

De rechtbank concludeerde dat de crisismaatregel een uiterst middel was en dat de burgemeester op juiste wijze had gehandeld. Het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 14 mei 2020 door mr. L. van Dijk, rechter, in tegenwoordigheid van M.C. Zentveld als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Beroep tegen een crisismaatregel
zaak-/rekestnr.: C/15/301766 / FA RK 20-1930
beschikking van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2020
naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende in [plaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr R.G.M. Sussenbach, gevestigd te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- de burgemeester van de gemeente [gemeente] .

1.Procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 april 2020, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente [gemeente] op 23 maart 2020 aan hem opgelegde crisismaatregel en verzocht hem een schadevergoeding toe te kennen van € 105,- per dag dat de crisismaatregel heeft geduurd. Bij het verzoekschrift is één bijlage gevoegd, te weten een afschrift van een beslissing van 2 maart 2020 van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam. Het betreft de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis van betrokkene.
1.2.
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de behandeling van het beroep schriftelijk plaatsgevonden en is een mondelinge behandeling achterwege gebleven.
De burgemeester van [plaats] heeft zich in deze laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Loggen-ten Hoopen te Haarlem, die namens de burgemeester een schriftelijke reactie op het beroepschrift heeft gegeven, ingekomen ter griffie op 29 april 2020. De burgemeester heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld op de reactie van de burgemeester te reageren, maar heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
1.3.
De rechtbank heeft, naast van voornoemde stukken, tevens kennisgenomen van niet door partijen overgelegde, maar bij de rechtbank aanwezige stukken, waarnaar partijen in de door hen ingediende stukken hebben verwezen, te weten:
- de bestreden beschikking van de burgemeester van 23 maart 2020;
- de medische verklaring van [psychiater] , psychiater, van 23 maart 2020.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij op 5 maart 2020 is opgenomen in de FPA-kliniek te [plaats] in het kader van een schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Op 23 maart 2020 werd de thans door hem bestreden crisismaatregel afgegeven op basis van een zeer summiere medische verklaring, opgesteld na een gesprek met betrokkene dat plaatsvond via een beeldverbinding, aldus betrokkene. Hij heeft gesteld dat de maatregel niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid en heeft in dat verband het volgende gesteld:
- de medische verklaring die aan de maatregel ten grondslag is gelegd, bevat onvoldoende informatie om een goed oordeel te vormen over het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel; zo is niet vermeld welke interventies al zijn geprobeerd of hebben plaatsgevonden voorafgaand aan de beslissing om de maatregel af te geven, terwijl de maatregel een uiterst middel zou moeten zijn;
- de burgemeester had aanvullende informatie moeten opvragen;
- er zijn geen politiemutaties opgesteld en er is geen aangifte gedaan tegen betrokkene;
- men had de schorsing van de voorlopige hechtenis kunnen laten opheffen nu dat de eerst voor de hand liggende maatregel was, maar onduidelijk blijft waarom daarvoor niet is gekozen, hetgeen des te vreemder is nu betrokkene na de zitting over de voorzetting van de crisismaatregel op 27 april 2020 alsnog is aangehouden en overgebracht naar de PI [plaats] in verband met de opheffing van de voorlopige hechtenis;
- de behandeling van een (nieuwe) zorgmachtiging had kunnen en moeten worden afgewacht omdat betrokkene immers al drie weken in de kliniek te [plaats] verbleef.
2.2.
Op basis van de medische verklaring van 23 maart 2020 stelt de rechtbank vast dat door de geraadpleegde onafhankelijke psychiater een (vermoedelijk) manisch psychotisch toestandsbeeld bij betrokkene is geconstateerd en het ernstig vermoeden bestond dat het gedrag van betrokkene als gevolg van die psychische stoornis onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakte, te weten gevaar voor ernstig lichamelijk letsel en voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Uit de medische verklaring volgt dat betrokkene binnen de instelling waar hij op dat moment verbleef met servies heeft gegooid en heeft gedreigd personeel aan te vallen als hij niet zou worden vrijgelaten. Zorgverlening op vrijwillige basis werd door de psychiater niet mogelijk geacht omdat betrokkene niet samenwerkte, medicatie weigerde en zorgpersoneel bedreigde. De crisissituatie werd door de psychiater dusdanig ernstig beoordeeld dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
2.3.
De psychiater heeft vanwege de coronacrisis via een beeldverbinding gesproken met betrokkene en daarbij aangegeven dat de beoordeling goed mogelijk was op die wijze.
De burgemeester heeft vervolgens op basis van die medische verklaring de crisismaatregel getroffen nadat betrokkene expliciet had geweigerd om te worden gehoord.
2.4.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de medische verklaring met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen en dat de burgemeester op basis daarvan met recht de beslissing heeft genomen zonder daarvoor nog aanvullende informatie in te winnen. De medische verklaring bevatte alle voor een beoordeling benodigde informatie en betrokkene zelf heeft geweigerd te worden gehoord en heeft daarmee de mogelijkheid om bezwaren of alternatieven aan te dragen aan zich voorbij laten gaan.
2.5.
Uit de stukken blijkt dat betrokkene reeds op de forensisch psychiatrische afdeling van de kliniek in [plaats] was geplaatst in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Die plaatsing was, evenals het naleven van de huisregels en het naleven van de aanwijzingen van de zorginstelling en het eventueel innemen van medicatie, voorwaarde voor die schorsing blijkens de door betrokkene overgelegde schoringsbeslissing van de rechtbank Amsterdam. Uit de medische verklaring volgt dat die plaatsing onder die voorwaarden als voorafgaande interventie kennelijk niet voldoende was om het dreigend gevaar af te wenden. Betrokkene wilde blijkens de medische verklaring worden vrijgelaten, wilde geen medicatie en bedreigde personeel. De crisismaatregel was in die zin, anders dan betrokkene heeft beoogd, wel degelijk een uiterst middel en dat heeft de burgemeester ook uit de medische verklaring kunnen opmaken.
2.6.
Dat geen politiemutaties zijn opgemaakt of aangifte is gedaan tegen betrokkene maakt de beslissing van de burgemeester niet onrechtmatig. Het opmaken van politiemutaties of het doen van aangifte is geen voorwaarde voor het mogen opleggen van een crisismaatregel.
2.7.
Dat ‘men’ de schorsing van de voorlopige hechtenis had kunnen laten opheffen, zoals door betrokkene is betoogd, maakt de beslissing van de burgemeester evenmin onrechtmatig. De burgemeester heeft een eigen bevoegdheid op grond van de Wvggz, welke bevoegdheid ziet op een geheel ander doel dan het strafvorderlijk belang van een opheffing van de voorlopige hechtenis. Dat de voorlopige hechtenis op een later moment alsnog is opgeheven en betrokkene vervolgens is overgebracht naar de PI [plaats] , is daarbij niet van betekenis. Los van het feit dat niet duidelijk is wanneer dat is geweest (betrokkene stelt in zijn verzoekschrift dat dit op 27 april 2020 is geweest, maar dat lijkt gezien de datum van indiening van dat verzoek op 14 april 2020 een kennelijke vergissing), is niet bekend wat de gezondheidstoestand van betrokkene op dat moment was en in hoeverre dat een andere afweging en een andere beslissing door een andere bevoegde instantie mogelijk maakte.
2.8.
Dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht, heeft de burgemeester kunnen afleiden uit de medische verklaring waarin dat expliciet stond vermeld.
2.9.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard en het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 23 maart 2020 ongegrond en wijst af het verzoek om schadevergoeding.
Deze beschikking is gegeven door mr L. van Dijk, rechter, in tegenwoordigheid van M.C. Zentveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.