In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 20 mei 2020 een vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een vrijwaringsincident waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. U. Ellian, vordert dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. F.A.J.H. de Lugt, een derde partij, aangeduid als [A.], in vrijwaring oproept. De eisers hebben in de hoofdzaak [gedaagde] aangesproken op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, omdat zij van mening zijn dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de contractuele verplichtingen uit een aannemingsovereenkomst niet na te komen. De eisers hebben reeds een bedrag van EUR 161.820,00 betaald, maar de woning is slechts half afgebouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door [gedaagde] gestelde afspraak met [A.] voldoende basis biedt voor de vrijwaring, en dat er geen onredelijke vertraging in de hoofdzaak te verwachten is. De rechtbank heeft de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen en de eisers veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal verder worden behandeld op de zitting van 3 juni 2020.