ECLI:NL:RBNHO:2020:3679

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
C/15/298518 / HA ZA 20-46
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vrijwaringsincident in een civiele procedure met bestuurdersaansprakelijkheid

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 20 mei 2020 een vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een vrijwaringsincident waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. U. Ellian, vordert dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. F.A.J.H. de Lugt, een derde partij, aangeduid als [A.], in vrijwaring oproept. De eisers hebben in de hoofdzaak [gedaagde] aangesproken op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, omdat zij van mening zijn dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de contractuele verplichtingen uit een aannemingsovereenkomst niet na te komen. De eisers hebben reeds een bedrag van EUR 161.820,00 betaald, maar de woning is slechts half afgebouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door [gedaagde] gestelde afspraak met [A.] voldoende basis biedt voor de vrijwaring, en dat er geen onredelijke vertraging in de hoofdzaak te verwachten is. De rechtbank heeft de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen en de eisers veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal verder worden behandeld op de zitting van 3 juni 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/298518 / HA ZA 20-46
Vonnis in incident van 20 mei 2020
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. U. Ellian te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. F.A.J.H. de Lugt te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring
  • de incidentele conclusie van antwoord
  • de akte uitlating producties van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vorderen [eisers] – samengevat – [gedaagde] te veroordelen tot betaling van EUR 68.251,25 in hoofdsom, te verhogen met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten, de proceskosten en nakosten.
[eisers] leggen aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] als bestuurder van [gedaagde] Beheer B.V. (hierna: [gedaagde] Beheer) onrechtmatig heeft gehandeld door te bewerkstelligen of toe te laten dat [gedaagde] Beheer haar contractuele verplichtingen uit de met [eisers] gesloten overeenkomst van aanneming tot bouw van een woning niet is nagekomen. Hoewel [eisers] EUR 161.820,00 aan [gedaagde] of aan [gedaagde] gelieerde ondernemingen hebben betaald op de aanneemsom van EUR 170.125,90, is de woning nog maar half afgebouwd. [gedaagde] is niet bereid de woning verder af te bouwen. Op vordering van [eisers] is de aanneemovereenkomst met [gedaagde] Beheer bij verstekvonnis van 15 mei 2019 partieel ontbonden, met veroordeling van [gedaagde] Beheer tot terugbetaling van EUR 68.251,25, te verhogen met beslagkosten, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Omdat de executie van het verstekvonnis slechts heeft echter slechts geleid tot betaling van laatstgenoemde kosten, spreken [eisers] thans [gedaagde] aan op grond van bestuurdersaansprakelijkheid tot betaling van de hoofdsom van EUR 68.251,25, te verhogen met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] vordert dat hem wordt toegestaan [A.] (hierna: [A.] ) in vrijwaring op te roepen. [gedaagde] stelt kort gezegd dat de verplichting voor [A.] om hem te vrijwaren voortvloeit uit een afspraak tussen hem en [A.] .
2.3.
[eisers] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.4.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat eiser in het incident, de gewaarborgde, zich met redenen omkleed beroept op een rechtsverhouding met een derde, de waarborg, die meebrengt dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen.
2.5.
De door [gedaagde] gestelde afspraak leidt er – indien juist – toe dat [A.] gehouden is om in de interne verhouding met [gedaagde] laatstgenoemde te vrijwaren voor de gevolgen van een veroordelend vonnis in de hoofdzaak. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet te verwachten dat de vrijwaring, in verhouding tot de hoofdzaak, zo tijdrovend zal zijn, dat op voorhand gevreesd moet worden voor onredelijke of nodeloze vertraging in de hoofdzaak. De incidentele vordering zal daarom worden toegewezen.
2.6.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat toe dat [A.] door [gedaagde] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 3 juni 2020,
3.2.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 543,00,
in de hoofdzaak
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2020. [1]

Voetnoten

1.type: