Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2020 in de zaken tussen
[X 1] , eiseres,
(gestelde gemachtigde: [A] ),
Rechtbank Noord-Holland
Op 25 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken tussen [X 1] en [X 2] als eisers en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam, als verweerder. De eisers hebben op 5 december 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 28 oktober 2019 inzake naheffingsaanslagen accijns. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers het griffierecht van € 345 niet tijdig hebben betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. De griffier heeft eisers op 29 januari 2020 en 27 februari 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eisers hebben hierop niet gereageerd. Daarnaast hebben eisers verzuimd om binnen de gestelde termijn de benodigde processtukken, zoals een schriftelijke machtiging en een uittreksel uit het handelsregister, over te leggen.
Gezien het feit dat er geen verontschuldiging is gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht en de verzuimen in de processtukken, heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.