ECLI:NL:RBNHO:2020:3785

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20_445
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en verzuimen in processtukken

Op 25 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken tussen [X 1] en [X 2] als eisers en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam, als verweerder. De eisers hebben op 5 december 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 28 oktober 2019 inzake naheffingsaanslagen accijns. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers het griffierecht van € 345 niet tijdig hebben betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. De griffier heeft eisers op 29 januari 2020 en 27 februari 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eisers hebben hierop niet gereageerd. Daarnaast hebben eisers verzuimd om binnen de gestelde termijn de benodigde processtukken, zoals een schriftelijke machtiging en een uittreksel uit het handelsregister, over te leggen.

Gezien het feit dat er geen verontschuldiging is gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht en de verzuimen in de processtukken, heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/445 en 20/446

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2020 in de zaken tussen

[X 1] , eiseres,

[X 2], eiser,
hierna tezamen: eisers
(gestelde gemachtigde: [A] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben bij brief van 5 december 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 28 oktober 2019 inzake naheffingsaanslagen accijns.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 345. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 29 januari 2020 eisers in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eisers hebben niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 27 februari 2020 eisers nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat dat deze brief op 3 maart 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eisers hebben niet gereageerd.
4. Eisers hebben het griffierecht niet op tijd betaald. Eisers hebben geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eisers, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim zijn geweest binnen de gestelde termijn een schriftelijke machtiging, kopie van de statuten en uittreksel uit het handelsregister over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 24 januari 2020 zijn eisers gewezen op deze verzuimen en zijn zij verzocht om deze verzuimen uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eisers niet aan dit verzoek voldoen, de beroepen niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat deze brief op 27 januari 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eisers hebben niet gereageerd. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor deze verzuimen.
6. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 25 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.