ECLI:NL:RBNHO:2020:3788

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
8228799 19-9643
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeerde partij gedagvaard, inhoudelijke beoordeling van de vordering

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door Bill incasso B.V., een vordering ingesteld tegen FeNB2 Montage B.V. wegens onbetaalde facturen ter hoogte van € 23.716,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. FeNB2 Montage betwist de vordering en stelt dat eiseres de verkeerde partij heeft gedagvaard, aangezien de overeenkomst met FeNB2 Staalframebouw B.V. is gesloten. Eiseres heeft erkend dat zij de verkeerde partij heeft gedagvaard, maar verzoekt om rectificatie van de naam van de gedaagde partij.

De kantonrechter oordeelt dat de fout niet slechts een verschrijving betreft, maar dat er sprake is van een andere rechtspersoon. Rectificatie zou neerkomen op indeplaatsstelling, wat niet mogelijk is. Eiseres wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De proceskosten komen voor rekening van eiseres, omdat zij ongelijk krijgt. FeNB2 Staalframebouw heeft zich bereid verklaard om de procedure voort te zetten, maar de kantonrechter kan geen veroordelend vonnis wijzen omdat de verkeerde partij is gedagvaard. De kantonrechter concludeert dat de vordering van eiseres niet kan worden toegewezen en dat de proceskosten voor haar rekening komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8228799 \ CV EXPL 19-9643 (PA)
Uitspraakdatum: 6 mei 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
gevestigd te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: Bill incasso B.V.
tegen
de besloten vennootschap
FeNB2 Montage B.V.
gevestigd te Schagen
gedaagde
verder te noemen: FeNB2 Montage
gemachtigde: mr. M.M.G.C. Mulder

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 10 december 2019 een vordering tegen FeNB2 Montage ingesteld. FeNB2 Montage heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna FeNB2 Montage een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter FeNB2 Montage veroordeelt tot betaling van € 24.999,16.
2.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij in opdracht en voor rekening van FeNB2 Montage uitvoerige constructieve berekeningen heeft verricht en van bijbehorende tekeningen heeft voorzien en dat FeNB2 Montage de daartoe verzonden facturen van in totaal € 23.716,00 onbetaald heeft gelaten. [eiser] maakt voorts aanspraak op de wettelijke handelsrente van € 271,00 berekend tot 10 december 2019 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.012,16.

3.Het verweer

3.1.
FeNB2 Montage betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiser] de verkeerde partij heeft gedagvaard. Volgens FeNB2 Montage heeft [eiser] de overeenkomst gesloten met de besloten vennootschap FeNB2 Staalframebouw B.V. (verder: FeNB2 Staalframebouw), aan welke vennootschap de twee facturen zijn gericht. FeNB2 Montage heeft aan [eiser] geen opdracht gegeven. FeNB2 Montage concludeert dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in haar vordering.
3.2.
Indien [eiser] wordt toegestaan om verder te procederen tegen FeNB2 Staalframebouw dan kan er geen veroordelend vonnis worden gewezen. Het zou dan alleen om een inhoudelijke beoordeling van de vordering gaan. Uit praktische overwegingen is FeNB2 Staalframebouw bereid zich akkoord te verklaren met de voortzetting van de procedure. FeNB2 Staalframebouw erkent dat zij een opdracht heeft gegeven en dat de facturen tot een bedrag van € 23.716,00 zonder protest zijn behouden. FeNB2 Staalframebouw betwist echter dat zij in verzuim is. Zij stelt dat zij de aanmaning van 16 september 2019 niet heeft ontvangen. De brief van 28 november 2019 voldoet volgens FeNB2 Staalframebouw niet aan de vereisten van artikel 6:82 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De vordering kan om die reden niet worden toegewezen. Hetzelfde heeft te gelden voor de gevorderde wettelijke handelsrente. FeNB2 maakt eveneens bezwaar tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van FeNB2 Montage is dat [eiser] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat de verkeerde rechtspersoon is gedagvaard. De overeenkomst waar onderhavige vordering op is gestoeld, heeft [eiser] namelijk niet gesloten met de in de dagvaarding genoemde partij, maar met FeNB2 Staalframebouw. De door [eiser] verzonden facturen zijn ook gericht aan FeNB2 Staalframebouw. Bij conclusie van repliek heeft [eiser] erkend dat zij de verkeerde partij in de dagvaarding heeft vermeld. [eiser] meent echter dat het voor FeNB2 Montage kenbaar was dat het hierbij om een verschrijving gaat en dat zij heeft beoogd FeNB2 Staalframebouw te dagvaarden. [eiser] verzoekt daarom de kantonrechter om in te stemmen met rectificatie van de naam van de gedaagde partij.
4.2.
[eiser] heeft, zoals door haar is erkend, de verkeerde (rechts)persoon gedagvaard. De fout betreft dus niet bijvoorbeeld de enkele verschrijving in de naam van de rechtspersoon. Verder is van met elkaar te vereenzelvigen rechtspersonen, gelet op de verschillende activiteiten, naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. De door [eiser] verzochte rectificatie raakt dus niet slechts de naam van de partij, maar ook de identiteit. Toewijzing van het verzoek tot rectificatie zou daarmee neerkomen op een indeplaatsstelling van een andere partij voor de gedaagde partij en dat gaat het bereik van een rectificatie te buiten. Daarbij komt dat [eiser] zich in deze procedure laat bijstaan door een professionele gemachtigde van wie verwacht kan worden dat hij - na raadpleging van het handelsregister van de Kamer van Koophandel - tot dagvaarding van de juiste rechtspersoon was over gegaan.
4.3.
[eiser] heeft derhalve de verkeerde partij gedagvaard en zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
Toch een inhoudelijke beoordeling?
4.5.
Bij conclusie van dupliek heeft FeNB2 Staalframebouw zich “uit praktische overwegingen” akkoord verklaard met de voortzetting van de procedure, althans zich “te refereren” aan het oordeel van de kantonrechter.
Zij stelt daarbij dat in dit geding geen veroordelend vonnis kan worden gewezen omdat de verkeerde partij is gedagvaard.
4.6.
In een arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2013 (HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762) stond vast dat de verkeerde partij was gedagvaard, namelijk de moedervennootschap waar de dochtervennootschap (de verzekeraar) had moeten zijn gedagvaard. De Hoge Raad overwoog (rechtsoverweging 3.3.2):
“De uitlatingen in dit geding van [moedervennootschap] (…) kunnen niet anders worden begrepen dan dat [moedervennootschap], mede namens haar [dochtervennootschap], heeft verklaard (i) dat, ondanks het feit dat de verkeerde partij is gedagvaard, een inhoudelijk oordeel over de vordering wordt gewenst, en (ii) dat [dochtervennootschap] zich zal houden dat aan het inhoudelijke oordeel over de vordering dat in deze procedure wordt gegeven. Aan deze verklaring heeft [de eisende partij] in de onderhavige context het vertrouwen mogen ontlenen dat [moedervennootschap] en [dochtervennootschap] zich dienovereenkomstig zullen gedragen.
Omdat de verkeerde partij is gedagvaard, kan in dit geding weliswaar geen veroordelend vonnis of arrest worden gewezen, maar gelet op genoemde verklaring van [moedervennootschap] bestaat desondanks een voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van de vordering.”
4.7.
De kantonrechter begrijpt de stelling van FeNB2 Staalframebouw dat zij zich zal refereren aan het oordeel van de kantonrechter, aldus, dat zij zich zal houden aan het inhoudelijke oordeel over de vordering. Daarom bestaat voldoende belang bij een inhoudelijk oordeel.
4.8.
FeNB2 Staalframebouw voert twee inhoudelijke verweren. Ten eerste dat de vordering niet opeisbaar is, omdat FeNB2 Staalframebouw niet in verzuim zou zijn. Ten tweede dat de vordering de competentiegrens van de kantonrechter overstijgt, nu de vordering inclusief rente, op datum dagvaarding € 25.071,93 bedraagt.
4.9.
In het licht van dit laatste verweer heeft [eiser] bij repliek zijn vordering beperkt tot € 25.000,-, zodat dit verweer geen bespreking meer behoeft. Wat het verweer ten aanzien van de opeisbaarheid betreft het volgende. Voor opeisbaarheid is verzuim geen vereiste. Verzuim is van belang in het kader van schadevergoeding (waaronder wettelijke rente) of ontbinding. De facturen van [eiser] kennen een betalingstermijn van 14 dagen. Ingevolge artikel 6:38 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is, indien geen termijn voor de nakoming is bepaald, een verbintenis terstond opeisbaar. Artikel 6:39 BW bepaalt dat indien wél een tijd voor de nakoming is bepaald, wordt vermoed dat dit belet dat eerdere nakoming wordt gevorderd. [eiser] kon zijn vorderingen dus na twee weken opeisen.
4.10.
Nu de facturen zijn verzonden op respectievelijk 27 maart 2018 en 25 oktober 2018, en de ontvangst daarvan niet is betwist, is de vordering van de hoofdsom opeisbaar. Wat betreft de wettelijke rente is door FeNB2 Staalframebouw niet betwist dat zij de brief van 9 september 2019 heeft ontvangen, waarin betaling binnen 5 dagen wordt geëist. Bij brief van 5 november 2019 heeft FeNB2 Staalframebouw hierop gereageerd met – kort gezegd – de mededeling dat de liquiditeit van het bedrijf betaling niet toestaat. Dit geldt als een mededeling als bedoeld in artikel 6:83 onder c BW, die het verzuim van FeNB2 Staalframebouw zonder ingebrekestelling met zich brengt. Zij is daarom schadeplichtig. Tussen partijen is niet in geschil dat vordering van de hoofdsom plus rente tot datum dagvaarding € 23.956,16 betreft.
4.11.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten (€ 1.012,16) komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zou daarom kunnen worden toegewezen.
4.12.
Vermeerderd met wettelijke rente zouden voormelde bedragen, binnen een week na dagvaarding de vordering van € 25.000,- overschrijden, zodat de vordering in z’n geheel voor toewijzing gereed ligt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in haar vordering;
5.2.
verstaat dat FeNB2 Staalframebouw zich zal houden aan betaling van het hierboven onder 4.12. genoemde bedrag.
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor FeNB2 Montage worden vastgesteld op een bedrag van € 960,00 aan salaris van de gemachtigde van FeNB2 Montage, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter