Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 april 2020 met producties,
- de antwoordakte,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de mondelinge behandeling die via een SKYPE-zitting heeft plaatsgevonden.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de voorzieningenrechter van 12 maart 2020. Dit vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, betreft de verkoop van een woning die gezamenlijk eigendom is van eiser en gedaagde, die ex-echtgenoten zijn. Eiser stelt dat hij een betalingsregeling heeft getroffen met de Rabobank en dat er geen aanleiding is voor gedwongen verkoop van de woning, aangezien hij deze regeling blijft nakomen. Hij wijst op de noodtoestand waarin hij zich bevindt, omdat hij met zijn gezin op straat zal komen te staan indien de woning op korte termijn door gedaagde wordt verkocht. Daarnaast maakt hij zich zorgen over de gezondheid van zijn hoogzwangere partner in het geval van een gedwongen taxatie en bezichtigingen van de woning.
Gedaagde verzet zich tegen de vordering van eiser en stelt dat zij een verkoopdracht aan een makelaar heeft gegeven en dat de woning binnenkort getaxeerd moet worden. De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel eiser nieuwe feiten en omstandigheden aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, deze niet opwegen tegen de belangen van gedaagde bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van eiser bij schorsing van de executie niet zwaarder wegen dan die van gedaagde bij de verkoop van de woning. De vordering van eiser wordt dan ook afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.