ECLI:NL:RBNHO:2020:3809

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
8499019 / VV EXPL 20-73
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], de eigenaar van een appartementengebouw, en [gedaagde], een huurder van een van de appartementen. [eiser] heeft [gedaagde] gedagvaard vanwege ernstige overlast die zij zou veroorzaken aan haar buren, die ook huurders van [eiser] zijn. De overlast bestond uit schreeuwen, bonken en bedreigingen, wat leidde tot een onhoudbare situatie voor de andere bewoners. De rechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat haar gedrag een ernstige tekortkoming in de huurovereenkomst vormt. Ondanks het verweer van [gedaagde], waarin zij stelde dat zij zelf het slachtoffer was van overlast door andere huurders, oordeelde de rechter dat de vordering van [eiser] tot ontruiming van de woning gerechtvaardigd was. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld om binnen tien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de sleutels aan [eiser] te overhandigen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechter heeft de ontruimingstermijn verlengd tot tien dagen om rekening te houden met de omstandigheden van de coronacrisis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8499019 / VV EXPL 20-73
Uitspraakdatum: 20 mei 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.N.M. van Trigt
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. D.E.J. Maes

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 8 mei 2020 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide gemachtigden hebben gebruik gemaakt van pleitnotities.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de onroerende zaak aan [adres] . Het gaat om een appartementengebouw dat circa vijftig jaar oud is. Het gebouw is verdeeld in woonruimten die afzonderlijk zijn verhuurd.
2.2.
[gedaagde] huurt van [eiser] het appartement op nummer [nummer 1] .
2.3.
Bij brief van 25 juni 2017 heeft [gedaagde] bij [eiser] geklaagd over overlast die zij zou ondervinden van de huurders van het appartement op nummer [nummer 2] , dat onder dat van haar is gelegen. In de brief staat onder meer:
“(…) In den beginne was het over en weer overlast bezorgen want ik dacht wellicht houd het dan op, als zij merkt hoe vervelend het is om midden in de nacht wakker gehouden te worden dan moet het voor haar vervelend zijn om overdag wakker gehouden te worden (…). Als zij mij hoort lopen dan doet zij dat ook. (…)Als ik per ongeluk iets laat vallen dan doet zij dat ook. Als bij mij de deur dicht valt vanwege tocht dan doet zij dat ook. Men doet mij na, men luistert mijn telefoongesprekken af, als ik mij verslik dan gaat zij ook hoesten, als ik ergens om lach dan wordt dat nagebootst. (…) Alles wat zij horen word gekopieerd. (…)”
2.4.
In 2017 is [buurvrouw 1] op nummer [nummer 3] komen wonen. Dit appartement bevindt zich op dezelfde etage als dat van [gedaagde] .
2.5.
Bij e-mail van 18 november 2019 heeft [buurvrouw 1] bij [eiser] geklaagd over [gedaagde] . Zij voelde zich door het gedrag van [gedaagde] jegens haar bedreigd en gaf aan zich daardoor niet meer veilig te voelen. Als bijlage bij de e-mail waren twee handgeschreven briefjes van [gedaagde] gevoegd, die [buurvrouw 1] in 2017 had ontvangen. In het eerste briefje staat:
“Nieuwsgierig wie die herrie steeds maakt, keukenkastjes-glazen-lades. Het is nr [nummer 2] !! Dat spook wat laatst voor mijn deur stond. Ze speelt met je! Dat doet ze met velen. Groet nr [nummer 1] fijne dag! Als je wilt kun je mij appen i.p.v. voor de deur staan. Dat hoort ze namelijk. Want ze zitten altijd in de keuken iedereen in de gaten te houden. Kijk maar. (…)”In het tweede briefje staat:
“Gelieve van mijn raam af te blijven! Bedankt! Ik weet dat jij het bent.”
2.6.
In een e-mail van 24 december 2019 heeft [buurvrouw 1] aan [eiser] laten weten dat zij de politie had ingeschakeld wegens bedreigingen van [gedaagde] . Voorts heeft ze aangegeven zich niet veilig te voelen.
2.7.
In januari 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] gesprekken gevoerd met zowel [buurvrouw 1] als [gedaagde] (afzonderlijk van elkaar). Daarna is het enige tijd rustig gebleven.
2.8.
Bij e-mail van 3 mei 2020 heeft [buurvrouw 1] aan [eiser] geschreven:
“(…) maar we hadden vanochtend weer een incident met nummer [nummer 1] . Om 7.45 uur schrok ik wakker omdat ze aan het hameren en aan het bonken was terwijl ze allerlei intimiderende teksten riep. Ze zei ik stop niet voordat je antwoord geeft, ik ga de hele dag door, jij gaat vandaag niet slapen etc. Deze teksten waren gericht op de buurvrouw van nummer [nummer 4] . Op jullie advies hebben we 112 gebeld. Ze heeft non-stop gebonkt tot half 10 tot de politie arriveerde. Ze was enorme overlast voor het hele pand aan het veroorzaken. Toen de politie arriveerde stond ze klaar met een knuppel. (…) Deze buurvrouw blijft overlast veroorzaken, andere huurders bedreigen en stopt niet. Ik vind het een heel eng idee dat ze thuis een knuppel heeft liggen en na haar actie van vanmorgen denk ik ook dat ze niet bang is om die te gebruiken. (…)”
2.9.
Op nummer [nummer 4] , boven het appartement van [gedaagde] , woont [buurvrouw 2] . Zij heeft bij
e-mail van 3 mei 2020 aan [eiser] laten weten:
“Vanmorgen is mijn onderbuurvrouw van nummer [nummer 1] om 7.45 begonnen met bonken tegen haar plafond, ze schreeuwde van alles: dat ik niet zo slapen, ze zou door gaan als ik geen antwoord zou geven, geef mijn leven terug. Ik heb de politie gebeld en die zijn langsgekomen, nadat ze al bijna 1,5 uur heeft staan bonken en schreeuwen. De agenten hebben met haar gepraat, ze gaf aan dat ik haar al weken pest en ze niet kan slapen door een bepaalde geur. Ook had ze een knuppel vast toen de politie aan kwam lopen. Hiermee bonkt ze waarschijnlijk mee tegen haar plafond. Dit is een ander verhaal dan dat ze afgelopen woensdag 29 april schreeuwde naar mij: dat ik aan het stampen was.Toen had ze ook tegen het plafond gebonkt en toen ik naar buiten kwam en zij in haar deuropening stond, kon ik geen gesprek met haar voeren, omdat ze maar bleef schreeuwen “het stopt nu”. Ik weet niet wat ik kan doen om te voorkomen dat zij zo boos wordt. Want steeds als zij aan het bonken/schreeuwen is, maak ik geen geluid. (…)”
2.10.
[buurvrouw 3] , die naast [buurvrouw 2] woont, heeft schriftelijk verklaard dat zij op 3 mei 2020 heeft gehoord dat [gedaagde] heeft staan bonken en schreeuwen. Zij heeft voorts verklaard dat [buurvrouw 2] hier zo bang voor was dat zij bij [buurvrouw 3] kwam schuilen totdat de politie was gearriveerd. Ook [buurvrouw 3] voelt zich niet meer veilig.
2.11.
Op 6 mei 2020 heeft [gedaagde] de ruit naast de voordeur van [buurvrouw 2] met een knuppel ingeslagen. [buurvrouw 2] was op dat moment niet thuis en is van dit incident door de politie, die ter plaatse is geweest, op de hoogte gesteld. [gedaagde] is door de politie afgevoerd en heeft enige uren voor verhoor op het politiebureau verbleven. [buurvrouw 2] heeft aangifte tegen [gedaagde] gedaan.
2.12.
[gedaagde] heeft bij e-mail van 12 mei 2020 aan de gemachtigde van [eiser] geschreven:
“(…) Afgelopen zondag ben ik de gehele dag thuis geweest en heb IK 2x een melding (middels e-mail) gemaakt over het feit dat ik zaterdagnacht ben wakker gebonkt (en dat terwijl ik oordoppen draag) vanuit boven en vervolgens wakker ben gehouden met vieze luchten mijn appartementen in te blazen. (…) Ik wordt al een geruime tijd geterroriseerd door mijn bovenbuurvrouw maar alles wat ik doe werkt tegen mij. De politie is ook geweest afgelopen zondag en toen werd ik afgeschilderd als de psycho? Ongelooflijk dit. Ik weet dat ik fouten heb gemaakt en daar heb ik voor geboet, oftewel ik heb een aantal uren in de cel gezeten afgelopen 6 mei. Ik wil dit niet eens meer! Ik ben er zo klaar mee, ik ben oververmoeid en doodop en zij (boven) gunt mij niet eens de rust. (…) NEE ik heb niet geterroriseerd, IK wordt geterroriseerd. (…) Ik weet niet precies hoe zij het doet, maar het gebeurt, continue is er iemand boven die mij gek aan het maken is, echter trap ik er niet meer in. (…)”

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en ontruimd te houden van het hare en de haren en het gehuurde aan [eiser] op te leveren onder overhandiging van de sleutels met machtiging op [eiser] om dit vonnis ten uitvoer te leggen desnoods met behulp van de sterke arm en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten inclusief de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] al enige tijd ernstige overlast veroorzaakt aan haar buren die eveneens woningen van [eiser] huren. Deze overlast is zodanig dat deze buren zich niet meer veilig voelen in hun woning. [gedaagde] is hierdoor ernstig tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Zij gedraagt niet zoals van een goed huurder verlangd mag worden. Gelet hierop mag verwacht worden dat de rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst tussen partijen zal ontbinden. Gelet op de thans ontstane situatie kan van [eiser] niet worden verlangd dat hij [gedaagde] in het gehuurde laat, waarmee het spoedeisend belang bij de vordering gegeven is.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert, onder meer, het volgende aan.
4.2.
Ten eerste betwist [gedaagde] dat [eiser] haar verhuurder is. Nu geen huurovereenkomst is overgelegd kan niet worden uitgesloten dat één van de vennootschappen van [eiser] eigenaar is van de woning.
Ten tweede betwist [gedaagde] het spoedeisend belang: volgens haar moet [eiser] eerst meer onderzoek verrichten en zijn er ook andere mogelijkheden die kunnen leiden tot oplossing van de thans ontstane situatie. [gedaagde] voert in dat verband aan dat de overlast in eerste instantie door andere huurders is veroorzaakt en dat haar handelen alleen maar een reactie hierop is. Volgens haar heeft [eiser] onvoldoende gedaan om tot een oplossing te komen.
Ten slotte wijst [gedaagde] er op dat zij door een ontruiming ernstig in haar belangen wordt geschaad. Zij heeft geen ander onderdak, geen familie om naar toe te gaan en geen financiële middelen.

5.De beoordeling

5.1.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als eisende partij daarbij een spoedeisend belang heeft. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is omdat door de gestelde overlast voor andere bewoners van het appartementengebouw waarin het gehuurde zich bevindt, een onhoudbare situatie is ontstaan.
5.2.
In deze zaak staat de vraag centraal of de door [eiser] gevorderde ontruiming van de woning moet worden toegewezen. Ontruiming van een woning is een ingrijpende maatregel waarmee, gelet op de waarborgen waarmee de wet de rechten van huurders van woonruimte omkleedt, terughoudend moet worden omgegaan. Daarbij komt dat in een procedure als de onderhavige geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar de bestreden feiten. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is dan ook alleen plaats als er met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in de bodemprocedure de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om de woning te ontruimen. Het moet voorts gaan om een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
5.3.
Het eerste verweer van [gedaagde] dat niet vast staat dat [eiser] haar verhuurder is, wordt verworpen. [eiser] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij de eigenaar van het gehuurde is, dat hij geen vennootschappen heeft maar zijn activiteiten via een eenmanszaak verricht en dat [gedaagde] de huur aan hem betaalt. [gedaagde] heeft dat niet gemotiveerd betwist. Gelet hierop moet er, bij gebreke van een schriftelijk huurcontract, vanuit worden gegaan dat er tussen [eiser] en [gedaagde] een huurovereenkomst bestaat. [eiser] is in zoverre ontvankelijk in zijn vordering.
5.4.
De wanprestatie die volgens [eiser] tot ontruiming van het gehuurde zou moeten leiden bestaat uit overlast die [gedaagde] aan haar buren, eveneens huurders van [eiser] , bezorgt. Deze overlast ziet op bonken en schreeuwen, waardoor de buren zich bedreigd en geïntimideerd voelen. Zij voelen zich daardoor niet meer veilig in hun woning en dit gevoel van onveiligheid is nog eens versterkt door het incident waarbij [gedaagde] met een knuppel een raam bij bovenbuurvrouw [buurvrouw 2] heeft ingeslagen.
5.5.
Het verweer van [gedaagde] komt er op neer dat haar gedragingen zijn uitgelokt door haar buren die zijn begonnen met het veroorzaken van overlast. Die overlast, bestaande uit het maken van lawaai en het veroorzaken van vieze luchten, is zodanig dat de nachtrust van [gedaagde] hierdoor ernstig is verstoord geraakt.
Met klachten hierover heeft [eiser] niets gedaan. Zij is door deze situatie zodanig getergd geraakt dat zij zelf lawaai heeft gemaakt en het raam bij [buurvrouw 2] heeft ingeslagen. Hier heeft zij spijt van.
5.6.
De voorzieningenrechter acht het op voorhand niet aannemelijk dat zowel de onderbuurvrouw, de buurvrouw en de bovenbuurvrouw om beurten dan wel tegelijkertijd overlast aan [gedaagde] veroorzaken en dat zij haar terroriseren. [buurvrouw 1] en [buurvrouw 2] hebben dat ter zitting stellig ontkend. [eiser] heeft verklaard dat hij naar aanleiding van klachten van [gedaagde] meerdere malen onderzoek had ingesteld en nooit enige vorm van overlast heeft kunnen constateren. Bovendien blijkt [gedaagde] ook te klagen over geluidsoverlast op het moment dat degene die volgens haar de overlast veroorzaakt, niet eens thuis is. Ten slotte is ook niet goed te begrijpen hoe de buren kunnen bewerkstelligen dat vieze luchten vanuit hun appartement dat van [gedaagde] binnendringen.
5.7.
Volgens [eiser] heeft [gedaagde] op de vermeende overlast gereageerd door enkele van haar buren te bedreigen en te intimideren, door zelf veel lawaai te maken en door de ruit bij [buurvrouw 2] in te slaan. [gedaagde] heeft dat, met uitzondering van de bedreigingen en intimidaties, niet ontkend en aangevoerd dat zij op deze manier aandacht heeft gevraagd voor de door haar ondervonden overlast omdat [eiser] en de buren niets met haar klachten deden. Haar betoog kan [gedaagde] niet baten: deze wijze van reageren is ontoelaatbaar, nog daargelaten dat [eiser] wel degelijk heeft gereageerd door zelf onderzoek te doen en door zijn gemachtigde in te schakelen die gesprekken heeft gevoerd met de betrokken partijen. Dat de buren zich door [gedaagde] bedreigd en geïntimideerd voelen, is begrijpelijk gelet op de gebeurtenissen op 3 en 6 mei 2020 maar ook door bijvoorbeeld de toonzetting van de briefjes die [gedaagde] bij [buurvrouw 1] heeft achtergelaten (zie r.o. 2.5.).
5.8.
Gelet op het voorgaande staat voldoende vast dat [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen en aldus wanprestatie heeft gepleegd. De vraag is of deze wanprestatie zodanig ernstig is dat deze in de gegeven omstandigheden dient te leiden tot ontruiming van het gehuurde. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit het geval is.
5.9.
Door de recente gebeurtenissen, is een onhoudbare situatie ontstaan en deze gebeurtenissen staan niet op zich zelf. Al langere tijd meent [gedaagde] overlast te ondervinden van aanvankelijk de onderbuurvrouw, vervolgens de buurvrouw op dezelfde etage en ten slotte de bovenbuurvrouw. Ten onrechte blijft [gedaagde] ervan overtuigd dat de betreffende buurvrouwen haar overlast bezorgen en haar terroriseren. Haar schriftelijke uitlatingen geven blijk van grote achterdocht en wantrouwen. Gelet daarop is voeren van overleg of het opstarten van een mediation traject, zoals [gedaagde] voorstelt, niet zinvol. De betreffende buurvrouwen kunnen immers geen overlast staken die zij niet veroorzaken. Niet alleen klaagt [gedaagde] ten onrechte over overlast, zij reageert daar op zodanig wijze op dat in elk geval [buurvrouw 1] en [buurvrouw 2] bang zijn voor [gedaagde] en zich niet meer veilig voelen in hun woning. [buurvrouw 2] heeft zelfs tijdelijk elders onderdak gezocht. Zij menen dat [gedaagde] onberekenbaar is en worden daarin bevestigd door wat op 6 mei 2020 heeft plaatsgevonden. Nu niet is gebleken dat [gedaagde] , die in elk geval ernstige slaapproblemen heeft, adequate hulp heeft, valt niet uit te sluiten dat zij op enig moment “weer doordraait” als zij meent overlast te ondervinden.
5.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat onder deze omstandigheden het woonbelang van [gedaagde] dat evident aanwezig is, moet wijken voor de woonbelangen van de andere huurders in het gebouw. Zij zal dan ook worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
De ontruimingstermijn zal, anders dan gevorderd, in verband met alle verdere omstandigheden van het geval waaronder begrepen de huidige coronacrisis, worden bepaald op tien dagen na betekening van dit vonnis.
5.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten zullen worden toegewezen voor zover [eiser] daadwerkelijk nakosten zal maken. De gevorderde rente over deze kosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis de woning gelegen aan [adres] met al het hare en de haren te ontruimen en ontruimd te houden, alsmede de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,96;
griffierecht € 83,00;
salaris gemachtigde € 480,00, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 120,00 aan nakosten, voor zover [eiser] daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter