ECLI:NL:RBNHO:2020:3810

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
23 mei 2020
Zaaknummer
6599802 \ CV FORM 18-511
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en rechtsgeldigheid van cessie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Claimingo B.V. en Ryanair Limited. De zaak betreft een verzoek tot compensatie voor een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Malaga op 16 oktober 2017. De passagiers, waaronder passagier [passagier 1], hebben een vervoersovereenkomst met Ryanair gesloten, maar de vlucht werd geannuleerd. Claimingo B.V. heeft de vorderingsrechten van passagier [passagier 1] overgenomen en verzoekt Ryanair om compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Ryanair heeft geweigerd tot betaling over te gaan, onder andere met het argument dat de vordering niet rechtsgeldig was overgedragen vanwege een cessieverbod in de algemene voorwaarden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft het verweer van Ryanair verworpen. Eerder was in een ander vonnis geoordeeld dat het cessieverbod in de algemene voorwaarden van Ryanair onredelijk bezwarend is en derhalve vernietigd. Hierdoor was de cessie van de vordering aan Claimingo rechtsgeldig. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat Ryanair in beginsel verplicht is tot compensatie, aangezien er geen buitengewone omstandigheden zijn aangetoond die de annulering rechtvaardigen. De vordering tot betaling van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente, is toegewezen, evenals de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6599802 \ CV FORM 18-511
Uitspraakdatum: 18 maart 2020
Beschikking in de zaak van:
1. de besloten vennootschap
Claimingo B.V.
gevestigd te Utrecht
2.
[verzoeker sub 2]
wonende te [woonplaats]
gemachtigde: Claimingo B.V.
verzoekende partij
verder te noemen: verzoekers
tegen
de rechtspersoon naar Iers recht
Ryanair Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
verwerende partij
verder te noemen: Ryanair
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 23 januari 2018;
  • het verweerschrift van Ryanair, ingekomen ter griffie op 29 mei 2018.

2.De feiten

2.1.
Passagier [passagier 1] en verzoeker sub 2 (hierna gezamenlijk: de passagiers) hebben met Ryanair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Ryanair de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Malaga op 16 oktober 2017 met vluchtnummer FR2335, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De oorspronkelijke aankomsttijd van de vlucht op 16 oktober 2017 was om 22:20 uur te Malaga. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten. Passagier [passagier 1] is op 17 oktober 2017 om 16:10 uur te Malaga aangekomen. Verzoeker sub 2 is op 17 oktober 2017 om 18:02 uur te Malaga aangekomen.
2.3.
Passagier [passagier 1] heeft haar vorderingsrecht aan verzoekster sub 1 (Claimingo) verkocht. Zij heeft daarvoor een akte van cessie opgesteld en er is aan Ryanair mededeling van cessie gedaan. Claimingo heeft voor zichzelf en als gemachtigde namens verzoeker sub 2 compensatie van Ryanair verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Ryanair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoekers verzoeken Ryanair te veroordelen tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Verzoekers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
Verzoekers stellen dat Ryanair vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Daarnaast maken verzoekers aanspraak op betaling door Ryanair van de proceskosten en de wettelijke rente.
3.3.
Ryanair betwist de verschuldigdheid van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van Ryanair is dat Claimingo niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat de vordering van passagier [passagier 1] niet rechtsgeldig aan Claimingo is overgedragen. Ryanair beroept zich daarbij op artikel 15.4.2. van de op de vervoersovereenkomst toepasselijke Algemene Voorwaarden, waarin een beding van niet-overdraagbaarheid van vorderingen is opgenomen. De kantonrechter overweegt dat eerder bij vonnis van 22 januari 2020 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBNHO:2020:328) van deze rechtbank is geoordeeld dat artikel 15.4.2 van de algemene voorwaarden van Ryanair onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 aanhef en sub a BW. Artikel 15.4.2 van de algemene voorwaarden van Ryanair is door de kantonrechter in voormeld vonnis vernietigd en dient dan ook buiten toepassing te blijven. Dit betekent dat de vordering van passagier [passagier 1] rechtsgeldig aan Claimingo is gecedeerd, zodat het niet-ontvankelijkheidsverweer van Ryanair strandt en de kantonrechter zal overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering van Claimingo (en daarnaast van de vordering van verzoeker sub 2).
4.3.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat Ryanair zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor Ryanair. Dit is anders indien Ryanair kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Ryanair heeft geen beroep gedaan op een dergelijke buitengewone omstandigheid. Zij heeft in dit kader niets aangevoerd. Het verzoek tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
4.4.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom heeft Ryanair niet weersproken, zodat deze eveneens toewijsbaar is.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van Ryanair, omdat zij ongelijk krijgt. De verzochte rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 31 december 2017, omdat Ryanair ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.6.
Op verzoek van verzoekers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen in de Engelse taal aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Ryanair tot betaling aan verzoekers van € 800,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Ryanair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van verzoekers tot en met vandaag worden begroot op € 476,00 aan griffierecht en € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open