In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Claimingo B.V. en Ryanair Limited. De zaak betreft een verzoek tot compensatie voor een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Malaga op 16 oktober 2017. De passagiers, waaronder passagier [passagier 1], hebben een vervoersovereenkomst met Ryanair gesloten, maar de vlucht werd geannuleerd. Claimingo B.V. heeft de vorderingsrechten van passagier [passagier 1] overgenomen en verzoekt Ryanair om compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Ryanair heeft geweigerd tot betaling over te gaan, onder andere met het argument dat de vordering niet rechtsgeldig was overgedragen vanwege een cessieverbod in de algemene voorwaarden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft het verweer van Ryanair verworpen. Eerder was in een ander vonnis geoordeeld dat het cessieverbod in de algemene voorwaarden van Ryanair onredelijk bezwarend is en derhalve vernietigd. Hierdoor was de cessie van de vordering aan Claimingo rechtsgeldig. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat Ryanair in beginsel verplicht is tot compensatie, aangezien er geen buitengewone omstandigheden zijn aangetoond die de annulering rechtvaardigen. De vordering tot betaling van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente, is toegewezen, evenals de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open.