ECLI:NL:RBNHO:2020:3822

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
7858315 CV EXPL 19-8963
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers bij vertraging van vlucht LH329 afgewezen wegens niet voldoen aan substantiëringsplicht

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor de vertraging van vlucht LH329. De passagiers hebben op 14 mei 2019 een dagvaarding ingediend, waarop Lufthansa schriftelijk heeft geantwoord. De passagiers hebben vervolgens gereageerd, maar de vordering is uiteindelijk afgewezen. De passagiers vorderden een bedrag van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Lufthansa betwistte de vordering en stelde dat de passagiers niet aan hun substantiëringsplicht hadden voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd om hun vordering te onderbouwen. De rechter stelde vast dat de passagiers niet de juiste boekingsbevestigingen hadden overgelegd en dat de stelplicht en bewijslast bij hen lagen. Hierdoor werd de vordering afgewezen en werden de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7858315 \ CV EXPL 19-8963
Uitspraakdatum: 20 mei 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland, mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 mei 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met de vertraging van vlucht LH329.
2.2.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat de passagiers niet aan hun substantiëringsplicht hebben voldaan. De als productie 1 bij dagvaarding overgelegde reserveringsbevestiging ziet op andere passagiers dan de eisende passagiers in onderhavige zaak. Voorts wordt in de dagvaarding gesteld dat de passagiers vlogen van Venetië via Frankfurt naar Amsterdam. Bij repliek wordt de volgens de passagiers juiste reserveringsbevestiging overgelegd. Die reserveringsbevestiging noemt de namen [achternaam passagiers] en [achternaam passagiers] en een tweetal vluchten, namelijk vlucht LH639 van 31 maart 2019 (Amsterdam – Frankfurt) en vlucht LH988 van 1 april 2019 (Frankfurt – Bahrein). Lufthansa voert aan dat de passagiers niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard dan wel dat de vordering van de passagiers dient te worden afgewezen. Er is geen begin van een – onderbouwde – vordering, aldus Lufthansa.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Het verweer van Lufthansa dat de passagiers niet aan hun substantiëringsplicht hebben voldaan, slaagt. Het volgende is daartoe redengevend. Als bijlage 1 bij dagvaarding leggen de passagiers een boekingsbevestiging over op naam van [achternaam X] en [achternaam Y] . De passagiers stellen dat Lufthansa hen op 25 maart 2019 diende te vervoeren van Venetië via Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol. Vlucht LH329 heeft vertraging opgelopen, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist en met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen. De passagiers vorderen compensatie voor de vertraging van vlucht LH329 (Venetië – Frankfurt). Bij repliek hebben de passagiers de boekingsbevestiging op naam van [passagier sub 2] en [passagier sub 1] overgelegd. Als bijlage 2 wordt een bewijs van vertraging van vlucht LH639 van 31 maart 2019 van Bahrein naar Frankfurt overgelegd. Een nadere onderbouwing ontbreekt. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de vordering rust op de passagiers. Het had dan ook op de weg van de passagiers gelegen om bij repliek de (gewijzigde) feiten en omstandigheden uiteen te zetten en de compensatie op basis van de vertraging van de juiste vlucht te vorderen. De vordering van de passagiers zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
5.3.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de Lufthansa worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van 60,00 aan nakosten, voor zover Lufthansa daadwerkelijk nakosten zal maken.
Dit vonnis is gewezen door S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter