ECLI:NL:RBNHO:2020:3949

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20_1140
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen. Eiser heeft op 20 januari 2020 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder, gedateerd 6 december 2019. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser bij zijn beroepschrift geen kopie van het bestreden besluit heeft bijgevoegd, zoals vereist volgens artikel 6:5, tweede lid, van de Awb. Eiser heeft ook geen gronden van het beroep overgelegd. De rechtbank heeft eiser op 10 maart 2020 per aangetekende brief verzocht om deze verzuimen binnen vier weken te herstellen, met de waarschuwing dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden indien hij hier niet aan voldoet. Eiser heeft echter niet gereageerd op deze brief en heeft geen reden gegeven voor de verzuimen.

Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1140

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 17 januari 2020, ter griffie binnengekomen op 20 januari 2020, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 6 december 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, tweede lid, van de Awb bij zijn beroepschrift zo mogelijk een kopie van het bestreden besluit bijvoegen. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen kopie van het bestreden besluit waar het beroep zich tegen richt overgelegd. Eiser heeft evenmin de gronden van het beroep overgelegd. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 10 maart 2020 verzocht om binnen vier weken deze verzuimen te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek heeft uitgewezen dat deze brief op 11 maart 2020 is bezorgd. Eiser heeft niet gereageerd.
4. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze verzuimen. Er is dus geen verontschuldiging voor deze verzuimen.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 2 juni 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.