In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege een vertraging van zijn vlucht, die resulteerde in het missen van een aansluitende vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met British Airways voor een reis van Amsterdam naar Tokyo via Londen op 30 april 2018. De vlucht van Amsterdam naar Londen (BA429) vertrok met 41 minuten vertraging en arriveerde met 29 minuten vertraging, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Tokyo miste. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.
British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie op Londen Heathrow door slechte weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat British Airways niet kon aantonen dat de vertraging van de vlucht BA429 het gevolg was van buitengewone omstandigheden, omdat de vertraging van de voorgaande vlucht (BA428) niet relevant was voor de vertraging van BA429. De rechter concludeerde dat de passagier recht had op compensatie, maar dat British Airways voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagier af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan British Airways. De rechter oordeelde dat British Airways niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat de vertraging als gevolg van buitengewone omstandigheden werd beschouwd. De proceskosten werden vastgesteld op € 240,00, vermeerderd met wettelijke rente.