ECLI:NL:RBNHO:2020:4044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3323
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WOZ-waarde en onroerende-zaakbelastingen

In deze zaak heeft eiser, wonende te [Z], beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik, betreffende de vastgestelde waarde van de onroerende zaak [A] voor het belastingjaar 2017 en de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelastingen. Eiser heeft op 1 augustus 2018 bezwaar aangetekend tegen de beslissing van 21 juni 2018, maar de rechtbank heeft zich in eerste instantie moeten buigen over de vraag of de gemachtigde van eiser, G. Gieben, gerechtigd was om namens hem beroep in te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij bevoegd was om het beroep in te stellen, ondanks een op 3 april 2018 ondertekende volmacht. Tijdens de zitting op 12 mei 2020, die via Skype plaatsvond, heeft de rechtbank de gemachtigde de gelegenheid gegeven om binnen twee weken een geldige machtiging te overleggen, maar hierop is niet gereageerd. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten op 12 juni 2020, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/3323

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2020 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 1 augustus 2018 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van
21 juni 2018 inzake de op grond van de Wet WOZ voor de onroerende zaak [A] te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2017 vastgestelde waarde en de met betrekking tot het gebruik van de onroerende zaak, opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen (hierna: de aanslag), beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2020 via een Skype-verbinding en telefoon. Eiser is vertegenwoordigd door A. van den Dool, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] .

Overwegingen

Feiten
1. Bij op 3 april 2018 door eiser ondertekende volmacht heeft eiser aan de gemachtigde met recht van substitutie een volmacht verleend om hem te vertegenwoordigen in alle zaken betreffende de aanslag lokale belastingen en de daarop vermelde WOZ-beschikking(-en). Deze volmacht houdt in hoofdzaak onder meer in het indienen van beroep.
Geschil en beoordeling van het geschil
2. In geschil is of verweerder de bezwaren gericht tegen de beschikking van 25 februari 2017, terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Alvorens deze vraag te beantwoorden ziet de rechtbank zich in de eerst voor de vraag gesteld of de gemachtigde gerechtigd is namens eiser beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar.
3. In artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) staan de eisen vermeld waaraan een bezwaarschrift dient te voldoen. Eén van deze vereisten is dat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar dient te bevatten. Voorts bepaalt artikel 2:1 van de Awb dat een bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen.
4. Artikel 6:6 van de Awb bepaalt dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden onder niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
5. Vast staat dat eiser een op 3 april 2018 gedagtekende volmacht heeft ondertekend, een en ander zoals in overweging 1 is weergegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze volmacht, gelet op de inhoud en de dagtekening ervan, onvoldoende of de gemachtigde namens eiser gerechtigd was beroep in te stellen tegen zowel de voor het belastingjaar 2017 ten aanzien van de onroerende zaak vastgestelde waarde als de voor dat jaar opgelegde aanslag, dit te meer nu tot de gedingstukken een email van eiser behoort waaruit valt af te leiden dat hij niet in beroep wenst te komen.
Ten einde dit verzuim te herstellen heeft de rechtbank ter zitting aan de kantoorgenoot van de gemachtigde verzocht binnen een termijn van twee weken, te rekenen vanaf de zittingsdatum, een machtiging te overleggen waaruit blijkt dat de gemachtigde gerechtigd is namens eiser beroep in te stellen tegen de voor 2017 voor de onroerende zaak vastgestelde waarde en aanslag.
6. De gemachtigde heeft hierop niet gereageerd.
7. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van
R. van der Vecht, griffier, op 12 juni 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.