Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
- [verzoeker] binnen twee weken na de te wijzen beschikking toe te laten tot de bedongen werkzaamheden onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat De Ooievaar daarmee in gebreke blijft;
- tot doorbetaling van loon vanaf 15 maart 2020 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% als bedoeld in artikel 7:625 BW.
4.Het verweer
De Ooievaar voert aan de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] te hebben betrokken. Volgens De Ooievaar hebben deze onvoldoende gewicht in de schaal gelegd, gelet op de ernst van de feiten. De Ooievaar voert aan dat zij, mede gelet op de aard van haar onderneming en de positie van [verzoeker] , een zwaarder wegend belang heeft om diefstal en fraude door haar eigen werknemers zo veel mogelijk te voorkomen en tegen te gaan.