ECLI:NL:RBNHO:2020:4093
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen omgevingsvergunning niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en foutieve adressering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 11 maart 2019 was verleend voor de bouw van vijf woningen aan de [locatie 1] te [woonplaats]. Het bezwaar van de eiser werd echter niet-ontvankelijk verklaard door verweerder, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tot 24 april 2019 de tijd had om bezwaar te maken, maar dat hij pas op 20 mei 2019 zijn bezwaar indiende. Eiser stelde dat hij al op 3 april 2019 een bezwaarschrift had verzonden, maar verweerder ontkende de ontvangst van dit bezwaarschrift en eiser kon geen bewijs van verzending overleggen.
De rechtbank heeft overwogen dat de publicatie van de omgevingsvergunning op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden, ondanks een foutieve adressering in de oorspronkelijke publicatie. De rechtbank concludeert dat de bezwaartermijn is aangevangen op de dag na de publicatie van het primaire besluit en dat het bezwaarschrift van 20 mei 2019 te laat is ingediend. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verkeerde adressering van het bezwaarschrift niet fataal was, maar dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij het bezwaarschrift op 3 april 2019 tijdig ter post heeft bezorgd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het bezwaar van de eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.