ECLI:NL:RBNHO:2020:4118

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
C/15/303428 / KG ZA 20-302
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van straatverbod met dwangsom na overtreding van contactverbod in kort geding

Op 5 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem een mondeling vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een vrouw en een man. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Raaijmakers, had eerder een contactverbod tegen de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.M. Mons, aangevraagd. Dit contactverbod was opgelegd op 27 mei 2020, maar de man heeft dit verbod vrijwel onmiddellijk overtreden door spraakberichten naar de vrouw te sturen en briefjes in haar brievenbus achter te laten. De vrouw vorderde daarom een straatverbod, omdat zij en haar kinderen zich onveilig voelden door het gedrag van de man.

De voorzieningenrechter, mr. A.H. Schotman, heeft in zijn beoordeling de belangen van de vrouw en de man tegen elkaar afgewogen. Hij concludeerde dat het belang van de vrouw en haar kinderen om zich veilig te voelen in hun eigen leefomgeving zwaarder weegt dan het belang van de man om zich vrij te verplaatsen. De rechter oordeelde dat er voldoende aannemelijke feiten waren om een straatverbod op te leggen, gezien de herhaalde overtredingen van het contactverbod door de man.

Het straatverbod werd opgelegd voor een periode van drie maanden en beperkt tot een straal van 100 meter rondom de woning van de vrouw. Daarnaast werd een dwangsom van € 200,00 per overtreding opgelegd, met een maximum van € 2.000,00. De rechter machtigde de vrouw om de tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen met behulp van politie en justitie. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/303428 / KG ZA 20-302
Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 5 juni 2020, houdende mondeling vonnis
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M. Raaijmakers te Hoofddorp,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. L.M. Mons te Haarlem.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. A.H. Schotman, voorzieningenrechter, en mr. S.M.P. Langeveld, griffier.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • de vrouw
  • mr. Raaijmakers voornoemd
  • de man
  • mr. Mons voornoemd.
Partijen blijven bij de eerder door hen ingenomen standpunten. De rechter wijst het volgende vonnis.

1.De beoordeling

1.1.
Het uitgangspunt is het kort geding vonnis van 27 mei 2020, waarin de voorzieningenrechter heeft gememoreerd dat hij de ter zitting van diezelfde dag aanwezige partijen heeft voorgehouden dat – gelet op de informatie van de aanwezige functionarissen van Veilig Thuis, de overgelegde stukken en daarop gegeven toelichting – het hem aannemelijk voorkomt dat de inhoud van de veelvuldig aan de vrouw gezonden spraakberichten door de vrouw als bedreigend zijn ervaren. De vrouw heeft daarbij aangevoerd dat zij tevens een contactverbod vroeg, omdat de kinderen momenteel geen contact willen met de man en met name de jongste angstig voor hem is. De voorzieningenrechter heeft de man toen gevraagd of deze zich kon voorstellen dat oplegging van een contactverbod onder die omstandigheden de vrouw rust zou kunnen geven. De man heeft gezegd dat hij zich dat kon voorstellen en heeft vervolgens ingestemd met de oplegging van een verbod voor de duur van 3 maanden, indien daaraan geen dwangsom zou worden verbonden. De man is daarbij wel akkoord gegaan met een constructie waarbij de vrouw gemachtigd zou worden de hulp van de politie in te roepen indien de man het na te noemen contactverbod zal overtreden. Bij voornoemd vonnis heeft de voorzieningenrechter de man dan ook een contactverbod opgelegd voor de duur van drie maanden, zonder oplegging van een dwangsom.
1.2.
Vast staat dat de man het contactverbod vrijwel onmiddellijk heeft overtreden door het versturen van spraakberichten naar (onder meer) de telefoon van de vrouw en door het achterlaten van briefjes in de brievenbus van haar woning. De vrouw ervaart dat als ongewenst contact. Omdat de man in weerwil van het eerder opgelegde contactverbod toch contact heeft opgenomen met de vrouw, vordert zij thans ook een straatverbod.
1.3.
Bij een straatverbod, zoals de vrouw vordert, staat twee belangen tegenover elkaar. Aan de ene kant is daar het belang van de vrouw – en de kinderen – om zich veilig te weten in hun eigen leefomgeving. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat de man zonder nader ingrijpen het contactverbod opnieuw zal overschrijden. In dat geval heeft de vrouw niet voldoende middelen om de man door politie en justitie te laten verwijderen. Dat is dan ook het belang van de vrouw bij het gevorderde straatverbod. Dat belang moet worden afgewogen tegen het belang van de man zich vrijelijk te mogen verplaatsen in en om [plaats] .
1.4.
Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Daarvan is in het onderhavige geval sprake. Ter zitting heeft de man immers erkend dat hij het contactverbod reeds daags na het kortgedingvonnis van 27 mei jl. heeft overtreden. De voorzieningenrechter maakt daaruit op dat het eerder opgelegde contactverbod kennelijk niet (voldoende) indruk heeft gemaakt op de man. Gelet op het feit dat het grensoverschrijdende gedrag van de man nog altijd voortduurt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat naast een contactverbod nu ook een straatverbod nodig is.
1.5.
Het genoemde belang van de vrouw bij een straatverbod afwegend tegen het belang van de man zijn familie te kunnen bezoeken, zal het verbod worden beperkt tot een straal van 100 meter rond de woning van de vrouw aan de [adres] te [plaats] . Het verbod is door de vrouw voldoende in duur beperkt om proportioneel te zijn.
1.6.
Ook de gevorderde dwangsom is toewijsbaar, nu gebleken is dat de man het eerdere vonnis niet heeft gerespecteerd. De man heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de op te leggen dwangsom en gevraagd deze te beperken tot een bedrag van € 25,- per overtreding. De essentie van een dwangsom is echter dat deze een prikkel tot nakoming moet vormen en daarom een beetje ‘pijn’ moet doen. Een dwangsom van € 25,- doet dat onvoldoende. De dwangsom zal dan ook worden toegewezen als hierna te melden.
1.7.
Duidelijkheidshalve zal ook het contactverbod bij dit vonnis voor de gehele periode van 3 maanden opnieuw worden opgelegd.
1.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
verbiedt de man gedurende drie maanden na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden in het gebied in een straal van 100 meter rondom de [adres] te [plaats] ,
2.2.
verbiedt de man gedurende drie maanden na betekening van dit vonnis anders dan met gebleken instemming van de vrouw – persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de vrouw,
2.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 200,00 (zegge: tweehonderd euro) voor iedere dag dat hij niet aan de in 2.1 en/of 2.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro) is bereikt,
2.4.
machtigt de vrouw om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de man in gebreke blijft aan het onder 2.1 en/of 2.2 van dit vonnis bepaalde te voldoen,
2.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
2.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
2.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
De rechter sluit de zitting.
Waarvan proces-verbaal,