ECLI:NL:RBNHO:2020:4148

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
7974480 / CV EXPL 19-11990
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht en vervangende vlucht vertrekt eerder

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hamburg, Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie na de annulering van vlucht KL1856 van Düsseldorf naar Amsterdam op 9 februari 2018. De passagier, die met KLC een vervoersovereenkomst had, werd omgeboekt naar vlucht KL1852, die 5 uur en 20 minuten eerder vertrok dan oorspronkelijk gepland. Flightright vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers recht geeft op compensatie bij annulering van vluchten.

KLC betwistte de vordering en voerde aan dat de passagier haar vorderingsrecht niet had overgedragen aan Flightright, omdat er geen kopie van het paspoort was overgelegd bij de dagvaarding. Daarnaast stelde KLC dat de passagier zonder vertraging op haar eindbestemming was aangekomen en dat de compensatie daarom gehalveerd diende te worden, conform artikel 7, lid 2, sub c van de Verordening. KLC had reeds € 125,00 aan compensatie betaald aan de passagier.

De kantonrechter oordeelde dat de overdracht van het vorderingsrecht voldoende was aangetoond door de overgelegde documenten. Wat betreft de compensatie oordeelde de kantonrechter dat, hoewel de vlucht was geannuleerd, de passagier zonder vertraging op haar eindbestemming was aangekomen. Hierdoor was KLC gehouden om de compensatie te halveren. De vordering van Flightright werd afgewezen en Flightright werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7974480 / CV EXPL 19-11990
Uitspraakdatum: 3 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flightright GmbH
gevestigd te Hamburg, Duitsland
eiseres
hierna te noemen: Flightright
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: KLC
gemachtigden: mr. G.W. Oreel en mr. R.J. Petersen

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 26 juni 2019 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] , hierna: de passagier, heeft met KLC een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLC de passagier diende te vervoeren van Düsseldorf, Duitsland naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht KL1856 en van Amsterdam naar Accra, Ghana met vlucht KL589 op 9 februari 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht KL1856 is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar vlucht KL1852.
2.3.
De passagier heeft haar pretense vorderingsrecht overgedragen aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat KLC, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 125,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat KLC vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 minus het door KLC reeds betaalde bedrag van € 125,00.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering. Zij heeft hiertoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Primair betwist KLC dat de passagier haar vordering aan Flightright heeft gecedeerd. KLC voert aan dat er bij de dagvaarding geen kopie van het paspoort van de passagier is overgelegd, zodat KLC niet kan controleren of de handtekening op het “Declaration of Assignment”-formulier overeenkomt met die van de passagier.
4.3.
Subsidiair voert KLC aan dat vlucht KL1856 stond gepland om te vertrekken om 11:30 lokale tijd (10:30 UTC) en te Amsterdam zou arriveren om 12:30 uur lokale tijd (11:30 uur UTC). De vlucht in kwestie is geannuleerd en KLC heeft de passagier omgeboekt naar vlucht KL1852 van Düsseldorf naar Amsterdam. Vlucht KL1852 is vertrokken om 06:10 uur lokale tijd (05:10 uur UTC) en om 07:10 lokale tijd (06:10 uur UTC) te Amsterdam gearriveerd. De passagier is daardoor 5 uur en 20 minuten eerder dan gepland in Amsterdam aangekomen. KLC doet een beroep op artikel 7, lid 2, sub c van de Verordening waaruit volgt dat het bedrag dat aan een passagier verschuldigd is met 50% wordt verminderd als de vertraging minder dan twee uur bedraagt. De passagier is zonder vertraging in Amsterdam aangekomen, de vertraging was derhalve minder dan twee uur. KLC heeft reeds € 125,00 compensatie aan de passagier betaald, om deze reden ligt de vordering van Flightright voor directe afwijzing gereed. Tevens stelt KLC dat de passagier haar aansluitende vlucht (KL589) naar Accra heeft gehaald en er daarom geen sprake is van tijdverlies ten aanzien van de aankomst op de eindbestemming.
4.4.
Tevens betwist KLC wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan Flightright.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het primaire verweer van KLC dat niet gebleken is dat de passagier haar vorderingsrecht heeft overgedragen aan Flightright, stelt de kantonrechter vast dat bij repliek een kopie van het paspoort van de passagier is overgelegd. De kantonrechter concludeert dat de handtekening op het paspoort van de passagier overeenkomt met de handtekening op het “Declaration of Assignment”-formulier, zodat in voldoende mate aannemelijk is dat de passagier haar vorderingsrecht heeft overgedragen aan Flightright en Flightright ontvankelijk is in haar vordering
5.3.
Ten aanzien van het subsidiaire verweer van KLC overweegt de kantonrechter als volgt. Vast staat dat vlucht KL1856 is geannuleerd. Ingevolge artikel 5 van de Verordening heeft een passagier recht op compensatie wanneer sprake is van annulering van een vlucht en de passagier een vervangende vlucht wordt aangeboden die meer dan twee uur voor de geplande vertrektijd vertrekt. De vervangende vlucht KL1852 stond gepland te vertrekken om 06:10 uur lokale tijd, zodat de passagier als gevolg van deze omboeking 5 uur en 20 minuten eerder dan gepland is vertrokken vanuit Düsseldorf. KLC heeft niet aangevoerd dat sprake is geweest van bijzondere omstandigheden, zodat zij in beginsel gehouden is de passagier te compenseren. Echter, in het onderhavige geval heeft de passagier de aansluitende vlucht naar Accra gehaald en is zij zonder vertraging aangekomen op haar eindbestemming. Op grond van artikel 7, lid 2, sub c van de Verordening dient het compensatiebedrag dan ook te worden gehalveerd. Nu niet in geschil is dat KLC reeds € 125,00 heeft voldaan, zal het gevorderde compensatiebedrag worden afgewezen.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt.
5.5.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door KLC worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor KLC worden vastgesteld op een bedrag van € 72,00 aan salaris van de gemachtigde van KLC;
6.3.
veroordeelt Flightright tot betaling van € 18,00 aan nakosten, voor zover KLC daadwerkelijk nakosten zal maken;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter