In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hamburg, Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie na de annulering van vlucht KL1856 van Düsseldorf naar Amsterdam op 9 februari 2018. De passagier, die met KLC een vervoersovereenkomst had, werd omgeboekt naar vlucht KL1852, die 5 uur en 20 minuten eerder vertrok dan oorspronkelijk gepland. Flightright vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers recht geeft op compensatie bij annulering van vluchten.
KLC betwistte de vordering en voerde aan dat de passagier haar vorderingsrecht niet had overgedragen aan Flightright, omdat er geen kopie van het paspoort was overgelegd bij de dagvaarding. Daarnaast stelde KLC dat de passagier zonder vertraging op haar eindbestemming was aangekomen en dat de compensatie daarom gehalveerd diende te worden, conform artikel 7, lid 2, sub c van de Verordening. KLC had reeds € 125,00 aan compensatie betaald aan de passagier.
De kantonrechter oordeelde dat de overdracht van het vorderingsrecht voldoende was aangetoond door de overgelegde documenten. Wat betreft de compensatie oordeelde de kantonrechter dat, hoewel de vlucht was geannuleerd, de passagier zonder vertraging op haar eindbestemming was aangekomen. Hierdoor was KLC gehouden om de compensatie te halveren. De vordering van Flightright werd afgewezen en Flightright werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.