ECLI:NL:RBNHO:2020:4152

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
8016580 / CV EXPL 19-13161
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij bij de-icing procedure

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Emirates vanwege vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Denpasar via Dubai. De passagiers arriveerden meer dan drie uur later op hun eindbestemming en vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Emirates betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de noodzaak voor de-icing van het vliegtuig door weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde echter dat zowel het wachten voor de de-icing als de de-icing zelf inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij en dus niet als buitengewoon kunnen worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat Emirates aansprakelijk was voor de vertraging en de passagiers moest compenseren. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde Emirates tot betaling van in totaal € 1.380,00, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8016580 / CV EXPL 19-13161
Uitspraakdatum: 20 mei 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emirates
gevestigd en kantoorhoudende te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
gedaagde
hierna te noemen: Emirates
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 26 augustus 2019 een vordering tegen Emirates ingesteld. Emirates heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Emirates een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hadden een bevestigde boeking voor een vlucht met Emirates van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dubai, Verenigde Arabische Emiraten (EK150) en van Dubai naar Denpasar, Indonesië (EK398) op 27 en 28 februari 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers meer dan drie uur later op hun eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Emirates gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Emirates heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Emirates, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Emirates vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Emirates betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij heeft hiertoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Bij dupliek stelt Emirates dat zij de conclusie van repliek van passagiers niet in zijn geheel heeft ontvangen: zij heeft slechts een fax van het origineel ontvangen waarbij de producties ontbreken. Emirates voert aan dat de vordering op deze grond moet worden afgewezen en, voor zover de rechtbank tijdig een originele conclusie van repliek inclusief producties heeft ontvangen, de producties buiten beschouwing gelaten dienen te worden.
4.3.
Primair betwist Emirates dat passagiers een vervoersovereenkomst met haar hebben gesloten. Uit de door passagiers overgelegde stukken blijkt dat zij met reisorganisator TUI Nederland N.V. (hierna: TUI) een reisovereenkomst hebben gesloten. Daarnaast stelt Emirates dat zij geen vluchten uitvoert van Amsterdam naar Denpasar met tussenstop te Dubai. Nu geen sprake is geweest van een vlucht van Amsterdam naar Denpasar, kan die vlucht ook niet met een vertraging van 24 uur zijn uitgevoerd.
4.4.
Voor zover vast zou komen te staan dat de aankomstvertraging op de eindbestemming veroorzaakt is door de vertraging van vlucht EK150, voert Emirates subsidiair aan dat deze vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Het toestel waarmee vlucht EK150 werd uitgevoerd stond tijdig gereed voor vertrek (22:00 uur lokale tijd), maar mocht op dat moment nog niet opstijgen. Vanwege de weersomstandigheden (veel vocht in de lucht in combinatie met temperaturen rond het vriespunt) moest het toestel eerst ijsvrij worden gemaakt op één van de de-icingplatforms te Schiphol. Emirates benadrukt dat de de-icing slechts beperk houdbaar is en dat daarom deze procedure kort voor vertrek moet worden uitgevoerd. Het toestel werd door de luchtverkeersleiding in de rij geplaatst voor de-icing. Nadat het toestel ijsvrij was gemaakt is het toestel om 22:39 uur lokale tijd vertrokken. Als gevolg van het voorgaande is vlucht EK150 met een vertraging van 18 minuten uitgevoerd.
4.5.
Emirates kan geen invloed uitoefenen op weersomstandigheden, besluiten van de luchtverkeersleiding en faciliteiten van de luchthaven. Zij had de onderhavige omstandigheden niet kunnen voorkomen door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen. Emirates heeft alles in het werk gesteld om de vlucht zo spoedig mogelijk uit te voeren. Sneller dan zij heeft gedaan was niet mogelijk.
4.6.
Tevens betwist Emirates wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Gelet op het verweer van Emirates zal de kantonrechter deze producties buiten beschouwing laten.
5.3.
Vast staat dat de passagiers een vliegreis hebben geboekt bij TUI. Uit de door de passagiers overgelegde boekingsbevestiging blijkt dat de vluchten EK150 en EK398 zouden worden uitgevoerd door Emirates. Op grond van artikel 3 lid 5 van de Verordening kan de uitvoerende luchtvaartmaatschappij worden aangesproken om de passagiers te compenseren voor annulering of vertraging van de vlucht. Nu voldoende gebleken is dat Emirates voornoemde vluchten heeft uitgevoerd, kunnen de passagiers compensatie van haar vorderen. Het verweer van Emirates slaagt op dit punt dan ook niet.
5.4.
Het Europese Hof van Justitie heeft bij arrest van 26 februari 2013 (Air France / Folkerts) geoordeeld dat voor de toepassing van de in artikel 7 van de Verordening voorziene compensatie, in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluiting, enkel de vertraging van belang is die is vastgesteld ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming. Het ongemak van de vertraagde vlucht doet zich immers voor op de eindbestemming. Dit is ook het geval wanneer het eerste gedeelte van de vlucht is uitgevoerd met een vertraging en de passagiers als gevolg van deze vertraging de aansluitende vlucht hebben gemist. In het geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen wordt volgens het Hof onder eindbestemming verstaan de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagiers hebben genomen. Op grond van het Folkerts-arrest moet onderhavige vlucht dus worden gezien als één vlucht bestaande uit twee delen die rechtstreeks op elkaar aansluiten, met als eindbestemming Denpasar.
5.5.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Denpasar. Op grond van de Verordening is Emirates gehouden de passagiers hiervoor te compenseren, tenzij Emirates ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden.
5.6.
Ten aanzien van het beroep van Emirates op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 14 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.7.
Emirates heeft aangevoerd dat de vertraging is ontstaan omdat het vliegtuig voor vertrek een de-icingbehandeling moest ondergaan. Dit leidde tot de vertraagde uitvoering van de vlucht EK150. Ter onderbouwing van haar verweer verwijst Emirates naar door haar overgelegde “Movement Messages” (productie 2 bij conclusie van antwoord), waaruit volgt: “LONG TAXI TIME DUE TO REMOTE DE-ICING”. Het toestel van Emirates werd door de luchtverkeersleiding in de wachtrij voor het de-icingplatform geplaatst en is na de de-icingbehandeling naar de startbaan gereden, waar om 22:39 uur lokale tijd de vereiste take-off clearance werd gegeven. Anders dan de passagiers is de kantonrechter van oordeel dat voldoende is gebleken dat deze “Movement Messages” betrekking hebben op vlucht EK150. Dit volgt namelijk uit de in het bericht opgenomen codes die wijzen op het vluchtnummer, de dag van de maand, vliegtuig, route en vluchttijden. Echter, de kantonrechter is van oordeel dat voor onderhavige vlucht geldt dat zowel het wachten in de rij voor de-icing, als de de-icing zelf een omstandigheid is die inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij en niet als buitengewoon kan worden beschouwd. Dit betekent dat dit verweer wordt verworpen.
5.8.
Nu het beroep van Emirates op buitengewone omstandigheden niet slaagt, komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of Emirates voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. Nu Emirates voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
5.9.
Anders dan Emirates is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente over de compensatie toewijsbaar is vanaf de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente over de compensatie worden toegewezen zoals gevorderd vanaf 28 februari 2018.
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Emirates heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van Emirates, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.12.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Emirates tot betaling aan de passagiers van € 1.380,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 28 februari 2018, en over € 180,00 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Emirates tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,51;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Emirates tot betaling van € 90,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zal maken;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter