ECLI:NL:RBNHO:2020:4157

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
5324713 / CV EXPL 16-7671
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van luchtvaartmaatschappij bij brandstofberekening en compensatie bij vertraging

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Dubai. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00 plus rente en buitengerechtelijke kosten, omdat zij meer dan drie uur later dan gepland in Dubai arriveerden. Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een zandstorm die de landing op Dubai verhinderde. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa had moeten anticiperen op de weersvoorspellingen en dat de noodzaak om uit te wijken naar Sharjah voor bijtanken voor rekening van Lufthansa kwam. De rechter concludeerde dat Lufthansa niet kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de passagiers recht hadden op compensatie volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vordering van de passagiers werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5324713 / CV EXPL 16-7671
Uitspraakdatum: 27 mei 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats]
2.
[passagier sub 2]
wonende te [woonplaats]
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. L.J.J. Hoezen
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 26 juli 2016 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol-Airport naar Frankfurt, Duitsland met vlucht LH1003 en van Frankfurt naar Dubai, Verenigde Arabische Emiraten op 20 februari 2015, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH630 heeft moeten uitwijken naar de luchthaven van Sharjah, Verenigde Arabische Emiraten. Vanuit Sharjah zijn de passagiers in hetzelfde toestel naar Dubai vervoerd, waar zij meer dan 3 uur later dan gepland zijn gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 februari 2015, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum der betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 maart 2015 dan wel vanaf de datum der betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat vlucht LH630 met een geringe vertrekvertraging van 19 minuten is vertrokken in de richting van Dubai. Toen het toestel zich opmaakte voor nadering en landing te Dubai, berichtte de luchtverkeersleiding van Dubai dat het toestel in verband met een zandstorm niet mocht landen. Vervolgens heeft het toestel geruime tijd in een wachtcircuit gevlogen in afwachting van weersverbetering, zodat in Dubai kon worden geland. Wegens een tekort aan brandstof heeft het toestel moeten uitwijken naar de luchthaven van Sharjah om bij te tanken en om de weersverbetering te Dubai af te wachten. Na vertrek uit Sharjah is vlucht LH630 uiteindelijk met een vertraging van 4 uur en 37 minuten te Dubai gearriveerd.
4.2.
Lufthansa doet een beroep op buitengewone omstandigheden. De zandstorm en het moeten uitwijken als gevolg daarvan konden niet door Lufthansa worden voorkomen. Lufthansa heeft alles gedaan om de gevolgen van de vertraging te voorkomen of te beperken. Na te zijn uitgeweken en te hebben bijgetankt, is het toestel naar Dubai gevlogen toen de weersomstandigheden daar verbeterd waren.
4.3.
Tevens betwist Lufthansa buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Dubai, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van Lufthansa op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt in algemene zin het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig een langdurige vertraging
5.4.
In haar verweer heeft Lufthansa aangevoerd dat vlucht LH630 niet mocht landen te Dubai wegens de slechte weersomstandigheden aldaar, te weten een zandstorm. Na enige tijd in een wachtcircuit te hebben doorgebracht, is het toestel uitgeweken naar de luchthaven van Sharjah om brandstof bij te tanken. Ter onderbouwing van de weersomstandigheden heeft Lufthansa een nieuwsbericht alsmede METAR-data (bevattende de actuele weersinformatie) overgelegd. Bij repliek hebben de passagiers TAF-data van 20 februari 2015 overgelegd, bevattende de weersvoorspellingen voor de luchthaven van Dubai. Uit de TAF-data volgt dat voor 20 februari 2015 slechte weersomstandigheden te Dubai waren voorspeld: “Weather: blowing dust” en later op de dag “light sand storm” en met een wind die kon oplopen tot 33 knopen. Het TAF-bericht is om 04:59 uur UTC uitgebracht. Omdat van Lufthansa verwacht mag worden dat zij rekening houdt met TAF-berichten, volgt hieruit dat Lufthansa wordt geacht op te hoogte te zijn geweest met de weersvoorspellingen te Dubai geruime tijd voor schemavertrek vanuit Frankfurt (13:25 uur lokale tijd). Lufthansa had dus voldoende tijd om te anticiperen op deze weersvoorspellingen. De kantonrechter is het met de passagiers eens dat van Lufthansa mag worden verwacht dat zij in haar berekening van de brandstof met dergelijke weersvoorspellingen rekening houdt. De hoeveelheid brandstof die aan boord is, de keuze van de luchtvaartmaatschappij zelf is. Een vertraging die is ontstaan door de noodzaak om uit te wijken naar de luchthaven van Sharjah om brandstof bij te tanken, is een omstandigheid die voor rekening en risico van Lufthansa dient te komen.
5.5.
Nu geen sprake is van buitengewone omstandigheden komt de kantonrechter niet toe aan beantwoording van de vraag of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen. De vordering van de passagiers zal, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens toewijsbaar en zal worden toegewezen vanaf 20 februari 2015.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door passagiers worden gemaakt.
5.8.
De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagiers van € 1.380,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 20 februari 2015, en over € 180,50 vanaf 26 juli 2016, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 94,09;
griffierecht € 223,00;
salaris gemachtigde € 360,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van € 90,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter