In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens de annulering van vlucht BA444 van Londen Heathrow naar Amsterdam-Schiphol op 29 januari 2019. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. British Airways heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot een capaciteitsreductie op de luchthaven. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat British Airways niet voldoende heeft aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding de capaciteit heeft aangepast en waarom de specifieke vlucht is geannuleerd. De rechter heeft vastgesteld dat British Airways niet kon aantonen dat de annulering het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden voorkomen, ondanks het treffen van redelijke maatregelen. Daarom is de vordering van de passagier toegewezen, en is British Airways veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagier niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gemaakte kosten. De proceskosten zijn voor rekening van British Airways, omdat deze merendeels ongelijk kreeg in de procedure.