ECLI:NL:RBNHO:2020:4162

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
8091396 / CV EXPL 19-15065
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een reis van Amsterdam naar Bakoe via Frankfurt op 19 juni 2019. Door een vertraging van vlucht LH989, die de passagier van Amsterdam naar Frankfurt vervoerde, miste hij zijn aansluitende vlucht naar Bakoe. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00, plus bijkomende kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk weersomstandigheden die de luchtverkeersleiding in Frankfurt dwongen om de vlucht LH988, die aan LH989 voorafging, te vertragen. Lufthansa stelde dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier voldoende overstaptijd had ingepland. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa inderdaad kon aantonen dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden en dat deze omstandigheden doorwerkten naar de vlucht van de passagier.

De kantonrechter wees de vordering van de passagier af, omdat Lufthansa niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de vertraging die het gevolg was van de buitengewone omstandigheden. De passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Lufthansa. Dit vonnis is gewezen door kantonrechter L.M. de Vries op 27 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8091396 / CV EXPL 19-15065
Uitspraakdatum: 27 mei 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 15 augustus 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt, Duitsland met vlucht LH989 en van Frankfurt naar Bakoe, Azerbeidzjan met vlucht LH612 op 19 juni 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH989 is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar Bakoe heeft gemist. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar een vervangende vlucht. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert, onder meer, het volgende aan. Het eerste deel van de vlucht in kwestie (LH989) maakt deel uit van de rotatievlucht Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt (LH988/989). De voorafgaande vlucht LH988 zou volgens de oorspronkelijke planning vertrekken vanaf Frankfurt om 07:10 uur UTC. Vlucht LH988 kreeg van de luchtverkeersleiding te horen dat vertrek niet mogelijk was in verband met weersomstandigheden op de plaats van bestemming (Amsterdam). Lufthansa stelt dat zij twee keer een nieuwe CTOT toegewezen heeft gekregen en dat vlucht LH988 uiteindelijk is vertrokken om 08:04 uur UTC. Vlucht LH988 is om 09:30 uur UTC geland te Amsterdam met een vertraging van 70 minuten. Vlucht LH989 (Amsterdam-Frankfurt) stond gepland om te vertrekken om 09:15 uur UTC maar kon wegens de vertraagde aankomst van de voorgaande vlucht pas om 10:24 uur UTC vertrekken. De passagier is om 13:24 uur lokale tijd in Frankfurt gearriveerd en heeft de aansluitende vlucht LH612 naar Bakoe gemist, die gepland stond te vertrekken om 13:45 uur. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht naar Bakoe.
4.2.
Lufthansa voert aan dat het onvermijdelijk is dat, indien op het eerste traject van een rotatievlucht een vertraging ontstaat, deze vertraging doorwerkt in het tweede traject van de rotatie. Daarnaast stelt zij dat piloten gevolg moeten geven aan instructies van de luchtverkeersleiding en dat sprake is van een buitengewone omstandigheid als de geplande vlucht niet op tijd kan worden uitgevoerd. Dit is een oncontroleerbare situatie die Lufthansa kon voorkomen noch beperken. Lufthansa heeft een ruime overstaptijd van 85 minuten ingepland – de minimum overstaptijd te Frankfurt is 45 minuten – en heeft derhalve alle redelijke maatregelen genomen die van haar gevergd konden worden.
4.3.
Tevens betwist Lufthansa de buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Bakoe, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Lufthansa heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door restricties van de Duitse luchtverkeersleiding ten aanzien van vlucht LH988. Ter onderbouwing legt Lufthansa onder andere de “Leg Information” over van vlucht LH988. Uit het vluchtrapport volgt dat vlucht LH988 met een aankomstvertraging van 70 minuten is uitgevoerd. Het vluchtrapport vermeldt Delay Code 84: “ATFM due to WEATHER AT DESTINATION”, oftewel beperkende instructies van de (Duitse) luchtverkeersleiding vanwege weersomstandigheden te Amsterdam. Tevens heeft Lufthansa de “slot history” van vlucht LH988 overgelegd. Zij heeft toegelicht dat de luchtverkeersleiding om 05:10 uur UTC de “slot” van 07:10 uur UTC introk en verving door een nieuwe Calculated Take Off Time (CTOT) van 08:16 uur UTC. Aan vlucht LH988 is vervolgens nog eenmaal een nieuwe CTOT opgelegd (08:22 uur UTC). Bij deze CTOT’s staat naast vertragingscode 84 ook code 83 als reden vermeld (“ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT”). Lufthansa heeft naar het oordeel van de kantonrechter met de door haar overgelegde stukken en haar toelichting daarop voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding meerdere CTOT’s heeft opgelegd aan het toestel dat vlucht LH988 uitvoerde.
5.4.
Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd na een verzoek of door toedoen van Lufthansa. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval de opgelegde CTOT dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een CTOT is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij.
5.5.
De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of de buitengewone omstandigheid doorwerken naar de vlucht in kwestie. Voldoende gebleken is dat de vertraging van vlucht LH988 direct effect heeft gehad op de uitvoering van vlucht LH989. Deze vluchten zijn immers onderdeel van de rotatievlucht Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt. Voldoende gebleken is dat tussen deze rotatievluchten voldoende reservetijd was ingepland. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH988 werkt naar het oordeel van de kantonrechter door naar het eerste gedeelte van de vlucht in kwestie, te weten vlucht LH989.
5.6.
Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht LH989. De vertraging ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden heeft het immers voor de passagier onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht LH612 naar Bakoe te halen. De vertraging op de eindbestemming van de passagier is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.7.
De volgende vraag die dient te worden beantwoord is of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging de voorkomen. Tussen de twee aansluitende vluchten LH989 en LH612 was een overstaptijd van 85 minuten gepland. Een dergelijke overstaptijd wordt door de kantonrechter als voldoende gekwalificeerd. Als gevolg van de vertraging van vlucht LH989 had de passagier slechts 21 minuten overstaptijd en was het niet mogelijk om de aansluitende vlucht te halen. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt op het eerste alternatief. Niet valt in te zien welke maatregelen Lufthansa nog meer had moeten nemen om de vertraging voor de passagier te voorkomen.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven derhalve geen bespreking.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter