ECLI:NL:RBNHO:2020:4175

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
8135576 / CV EXPL 19-16841
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een reis van Amsterdam naar Mexico City met een tussenstop in Frankfurt. Op 6 september 2018 vertrok hun vlucht LH989 van Amsterdam naar Frankfurt met een vertraging, waardoor zij hun aansluitende vlucht naar Mexico City misten. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8135576 / CV EXPL 19-16841
Uitspraakdatum: 3 juni 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 september 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt, Duitsland met vlucht LH989 en van Frankfurt naar Mexico City, Mexico met vlucht LH498 op 6 september 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de boekingsbevestiging zou vlucht LH989 op 6 september 2018 om 11:10 uur lokale tijd vertrekken uit Amsterdam en om 12:15 uur lokale tijd in Frankfurt arriveren. Vervolgens zouden de passagiers om 13:25 uur lokale tijd met vlucht LH498 vanuit Frankfurt verder vliegen en om 18:25 uur lokale tijd in Mexico City arriveren.
2.3.
Vlucht LH989 van Amsterdam naar Frankfurt is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar Mexico City hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en uiteindelijke met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met genoemde vertraging.
2.5.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat het eerste deel van de vlucht (LH989) gepland stond te vertrekken om 09:10 uur UTC (11:10 uur lokale tijd). De luchtverkeersleiding heeft reeds om 07:49 uur UTC de slottijd ingetrokken en deze vervangen voor een nieuwe CTOT van 09:39 uur UTC. Vlucht LH989 kreeg vervolgens nog een keer nieuwe slottijd toegewezen en is om 09:29 uur UTC vertrokken. Vlucht LH989 is om 10:41 uur UTC (12:41 uur lokale tijd) geland te Frankfurt met een aankomstvertraging van 26 minuten. De passagiers hebben de aansluitende vlucht LH498 naar Mexico City gemist, die gepland stond te vertrekken om 13:25 uur lokale tijd. Lufthansa heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht naar Thessaloniki.
4.2.
Lufthansa doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij stelt dat de bemanning van vlucht LH989 gevolg moest geven aan instructies van de luchtverkeersleiding. Dit is een oncontroleerbare situatie die Lufthansa kon voorkomen noch beperken. De buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH989 hebben ertoe geleid dat de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. Het was niet mogelijk om de passagiers om te boeken naar andere vluchten van Lufthansa. Lufthansa heeft derhalve alle redelijke maatregelen genomen die van haar geverfd konden worden.
4.3.
Tevens betwist Lufthansa buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Mexico City, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Lufthansa heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door restricties van de luchtverkeersleiding ten aanzien van vlucht LH989 van Amsterdam naar Frankfurt. Ter onderbouwing legt Lufthansa het vluchtrapport over van vlucht LH989. Uit het vluchtrapport volgt dat deze vlucht met een vertrekvertraging van 19 minuten is uitgevoerd. Het vluchtrapport vermeldt dat de vlucht 16 minuten is vertraagd als gevolg van Delay Code 81: “ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY”, oftewel beperkingen wegens drukte op de route. Tevens heeft Lufthansa de “slot history” van vlucht LH989 overgelegd. Zij heeft toegelicht dat de luchtverkeersleiding om 07:49 uur UTC de “slot” van 09:10 uur UTC introk en verving door een nieuwe Calculated Take Off Time (CTOT) van 09:39 uur UTC. Aan vlucht LH989 is vervolgens nogmaals een nieuwe CTOT opgelegd van 09:34 uur UTC. In de “slot history” staat opnieuw vertragingscode 81 als reden vermeld, voor de nieuwe CTOT’s. Lufthansa heeft naar het oordeel van de kantonrechter met deze door haar overgelegde stukken en haar toelichting daarop voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding meerdere CTOT’s heeft opgelegd aan het toestel dat vlucht LH989 uitvoerde.
5.4.
Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval de opgelegde CTOT dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een CTOT is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij.
5.5.
Uit het vluchtrapport volgt tevens dat vlucht LH989 ook nog 3 minuten is vertraagd wegens “AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector”, oftewel late binnenkomst van een voorgaande vlucht. De kantonrechter overweegt dat de vertraging van 3 minuten niet van belang is, nu deze geringe vertraging niet (mede) de oorzaak is geweest van het missen van de aansluitende vlucht.
5.6.
Voldoende gebleken is dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van vlucht LH989. De vertraging ontstaan als gevolg van de vastgestelde buitengewone omstandigheden heeft het immers voor de passagiers onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht LH498 naar Mexico City te halen, reden waarom Lufthansa de passagiers heeft omgeboekt naar vervangende vluchten. De conclusie uit het voorgaande is dat de vertraging op de eindbestemming van de passagiers het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
5.7.
De volgende vraag die dient te worden beantwoord is of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging de voorkomen. Tussen de twee aansluitende vluchten LH989 en LH498 was een overstaptijd van 70 minuten gepland. Een dergelijke overstaptijd op de luchthaven van Frankfurt acht de kantonrechter voldoende.
5.8.
Daarbij heeft Lufthansa toegelicht dat zij de passagiers naar de eerst mogelijke vervoersmogelijkheid met voldoende plaats heeft omgeboekt. Dit wordt door de passagiers betwist. Echter, de passagiers hebben niet aangetoond dat er een eerder beschikbaar alternatief mogelijk was, zodat niet vast is komen te staan dat de passagiers sneller naar hun eindbestemming vervoerd hadden kunnen worden. De kantonrechter is met Lufthansa van oordeel dat van een luchtvaartmaatschappij niet kan worden gevergd dat zij voor het aanbieden van een alternatieve vlucht de passagiers de mogelijkheid geeft om te kiezen uit alle vluchten van die dag, bij alle luchtvaartmaatschappijen. Het aanbieden van de eerst mogelijke vlucht uitgevoerd door Lufthansa dan wel een dochtermaatschappij acht de kantonrechter voldoende. De conclusie is dat Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, zodat het beroep van Lufthansa op buitengewone omstandigheden slaagt.
5.9.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven derhalve geen bespreking meer.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter