In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een reis van Amsterdam naar Mexico City met een tussenstop in Frankfurt. Op 6 september 2018 vertrok hun vlucht LH989 van Amsterdam naar Frankfurt met een vertraging, waardoor zij hun aansluitende vlucht naar Mexico City misten. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.