ECLI:NL:RBNHO:2020:4177

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
7850158 / CV EXPL 19-8634
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens de annulering van vlucht BA423 van Amsterdam naar Londen op 2 februari 2019. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot de annulering van een voorafgaande vlucht (BA444) op 1 februari 2019. De luchtverkeersleiding had maatregelen genomen die resulteerden in een capaciteitsreductie op Londen Heathrow, wat volgens British Airways de annulering van vlucht BA423 rechtvaardigde.

De kantonrechter oordeelde dat British Airways niet voldoende had aangetoond dat de annulering van vlucht BA423 het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat British Airways niet had aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding de capaciteit had aangepast en wat de invloed hiervan was op de annulering van de vlucht. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe en veroordeelde British Airways tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7850158 / CV EXPL 19-8634
Uitspraakdatum: 20 mei 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] , Verenigde Staten
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk en mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 1 mei 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan hij vervoerd zou worden van Amsterdam-Schiphol Airport naar Londen Heathrow met vlucht BA423 en van Londen Heathrow naar Miami Beach met op 2 februari 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht BA423 is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat de annulering van vlucht BA423 het gevolg is van de annulering van de voorafgaande vlucht BA444 (Londen – Amsterdam) op 1 februari 2019. Vlucht BA444 is geannuleerd vanwege voorspelde slechte weersomstandigheden rondom Londen Heathrow op 1 februari 2019. British Airways voorzag dat er sprake zou zijn van sterke beperkingen voor Londen Heathrow wegens de verwachte weersomstandigheden en heeft onder die omstandigheden ervoor gekozen om 40 vluchten te annuleren, waaronder vlucht BA444. Als gevolg van de weersomstandigheden heeft de luchtverkeersleiding van Londen Heathrow maatregelen genomen die tot een groot aantal vertragingen hebben geleid. British Airways voert aan dat de verstoring van het vliegverkeer nog groter was geweest als zij niet haar aantal vluchten had beperkt. Om deze reden is ook vlucht BA423 geannuleerd, die op 2 februari 2019 met hetzelfde toestel zou worden uitgevoerd. De annulering is het gevolg van buitengewone omstandigheden die British Airways, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet had kunnen voorkomen.
4.2.
Tevens betwist British Airways buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagier is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat British Airways zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor British Airways. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
In punt 14 en 15 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging veroorzaakt. Een beroep op buitengewone omstandigheden faalt als die omstandigheden door redelijke voorzorgsmaatregelen hadden kunnen worden voorkomen.
5.4.
British Airways voert aan dat vlucht BA423 op 2 februari 2019 is geannuleerd als gevolg van de annulering van vlucht BA444 op 1 februari 2019, die met hetzelfde toestel zou worden uitgevoerd. Vlucht BA444 van Londen Heathrow naar Amsterdam is geannuleerd wegens de (verwachte) weersomstandigheden op Londen Heathrow en de daaruit voortvloeiende restricties van de plaatselijke luchtverkeersleiding. Ter onderbouwing van haar verweer legt British Airways de Heathrow Operational Brief over. Dit rapport bevat de weersvoorspelling voor 1 februari 2019. Uit deze weersvoorspelling blijkt dat voor 1 februari 2019 vanaf 09:00 uur UTC sprake zou zijn van sneeuwval. Uit dit rapport volgt tevens dat vanwege de weersomstandigheden mogelijke beperkingen in het aantal vliegbewegingen zouden plaatsvinden. De sneeuw heeft geleid tot vergaande beperkingen van het aantal vluchten op Heathrow en uiteindelijk tot een totaal van 40 geannuleerde British Airways vluchten. De annulering is het gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen kon worden, aldus British Airways.
5.5.
De passagier stelt dat geen sprake is geweest van slechte weersomstandigheden op de geplande vertrektijd van vlucht BA444 (19:40 uur UTC) en dat daarnaast de beperkingen van de luchtverkeersleiding slechts van beperkte duur waren. Tevens voert de passagier aan dat een capaciteitsreductie niet kan kwalificeren als een bijzondere omstandigheid. Het annuleren van de vlucht was een operationele keuze van British Airways, aldus de passagier.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat een capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid kan vormen indien de luchtvaartmaatschappij aantoont dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat British Airways met de door haar overgelegde stukken en (summiere) toelichting daarop niet in is geslaagd. British Airways heeft onvoldoende toegelicht dan wel aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding vanwege de voorspelde weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven heeft aangepast. Voorts is onvoldoende duidelijk geworden in welke mate de capaciteitsreductie invloed heeft gehad op het aantal uit te voeren vluchten, noch is onderbouwd welke afwegingen British Airways heeft gemaakt bij het annuleren van de vluchten. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden waarom British Airways ervoor heeft gekozen om specifiek de vlucht in kwestie (BA444) te annuleren. Gelet op het voorgaande heeft British Airways niet aangetoond dat er sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan vlucht BA444 is geannuleerd en wordt het beroep door British Airways op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden verworpen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of British Airways voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als niet weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2019 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter