ECLI:NL:RBNHO:2020:4261

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
7924182
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • W. van Aardenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtspersoon Flightright GmbH, gevestigd te Hamburg, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 26 februari 2018 zouden de passagiers met vlucht KL1750 van Bremen naar Amsterdam vliegen, met aansluitend een vlucht naar Goteborg. Door een vertraging van de eerste vlucht hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij uiteindelijk met een vertraging van 4 uur en 13 minuten op hun eindbestemming aangekomen. Flightright heeft de vordering gecedeerd gekregen van de passagiers en vordert compensatie van KLC voor de vertraging.

KLC heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de sluiting van de luchthaven van Bremen door slechte weersomstandigheden. KLC stelt dat zij geen invloed had op deze omstandigheden en dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen, waardoor KLC in beginsel gehouden is tot compensatie. Echter, de kantonrechter oordeelt dat KLC voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat KLC alle redelijke maatregelen heeft getroffen. Daarom wordt de vordering van Flightright afgewezen en wordt Flightright veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7974469 \ CV EXPL 19-11987 (WT)
Uitspraakdatum: 3 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht Flightright GmbH
te Hamburg
eiseres
hierna te noemen: Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz (Weiss Legal te Amsterdam)
tegen
de besloten vennootschap KLM Cityhopper B.V.
te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen KLC
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 27 mei 2019 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben met KLC een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLC de passagiers op 26 februari 2018 om 06:00 lokale tijd met vlucht KL1750 zou vervoeren van Bremen (Duitsland) naar Amsterdam. Vanuit daar zouden zij met vlucht KL1153 om 08:00 uur lokale tijd verder vliegen naar Goteborg (Zweden) om daar vervolgens om 09:30 uur lokale tijd aan te komen, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht KL1750 (hierna: de vlucht) is onderdeel van de rotatie Amsterdam – Bremen – Amsterdam met vluchtnummers KL1750/KL1761.
2.3.
Vlucht KL1750 is vertraagd uitgevoerd. Als gevolg hiervan hebben de passagiers hun aansluitende vlucht KL1753 naar Goteborg gemist. KLC heeft de passagiers vervolgens omgeboekt naar een andere vlucht. De passagiers zijn uiteindelijk met een vertraging van 4 uur en 13 minuten aangekomen op hun eindbestemming.
2.1.
De passagiers hebben hun vordering gecedeerd aan Flightright.
2.2.
Flightright heeft compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.3.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat KLC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat KLC vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagiers te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 500,00.
3.3.
KLC betwist tevens wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan Flightright.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering en voert daartoe – kort samengevat en voor zover van belang – het volgende aan. KLC stelt geen compensatie verschuldigd te zijn omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De voorafgaande vlucht (hierna: vlucht KL 1761) is met een vertraging van 5 minuten vanaf Amsterdam vertrokken. Tijdens deze vlucht vernam KLC dat de luchthaven van Bremen werd gesloten vanwege slechte weersomstandigheden (sneeuw) en het effect van die weersomstandigheden op de landingsbaan. Vanwege de sluiting van de luchthaven kon KLC niet anders dan uitwijken naar de dichtstbijzijnde luchthaven, in dit geval Hannover.
4.2.
Het was niet mogelijk vlucht KL 1761 op 25 februari 2018 te hervatten. De bemanning heeft de wettelijke voorgeschreven rust in acht genomen en de vlucht is om 07:00 UTC hervat en om 07:52 te Bremen aangekomen. Daar is de vertrekprocedure zo spoedig mogelijk uitgevoerd. Na sluiting van de gate was sprake van een “no-show”. Op grond van geldende regelgeving moest de bagage van de betreffende passagier worden gelost. De passagiers hebben als gevolg van het voorgaande hun aansluitende vlucht gemist en zijn uiteindelijk met een vertraging van 4 uur en 10 minuten op hun eindbestemming aangekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Goteborg, zodat KLC op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien KLC kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.3.
Niet alle buitengewone omstandigheden geven aanleiding tot vrijstelling van de compensatieverplichting. Het moet gaan om omstandigheden waarop de luchtvervoerder geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann van 22 december 2008 (zaak C-549/07), op de inhoud waarvan het Hof in het Sturgeon- en Nelson arrest niet is teruggekomen, moet de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval stellen en aantonen dat deze omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden.
5.4.
In reactie op het verweer van KLC betwist Flightright de oorzaak van de ontstane vertraging van de vlucht in kwestie. Het was vlucht KL1761 die te maken had met de gestelde slechte weersomstandigheden en deze omstandigheden hebben geen doorwerking op de onderhavige vlucht. Flightright mist verder onderbouwing van de stelling van KLC dat zij pas tijdens de vlucht bekend werd met de sluiting van de luchthaven van Bremen. De door KLC gestelde weersomstandigheden (sneeuw) blijken niet uit de door KLC overgelegde METAR gegevens. Ook de stellingen van KLC met betrekking tot de vertraging als gevolg van de no-show missen onderbouwing, aldus Flightright.
5.5.
Het gaat in deze zaak om de vraag of KLC met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van sluiting van de luchthaven van Bremen door weersomstandigheden op de voorafgaande vlucht, die uitvoering van de vlucht in kwestie hebben verhinderd. De kantonrechter is van oordeel dat KLC daarin is geslaagd. Ter onderbouwing van haar stellingen wordt door KLC als productie 3 bij conclusie van antwoord onder meer een verklaring van de luchthaven Bremen overgelegd waarin het volgende staat vermeld, voor zover van belang:
“we confirm that on the 25/02/2018 KLM flight KL1761 has been diverted to Hanover Airport due to closure of Bremen Airport. The runway was closed due to poor value for the estimated surface friction”.Verder verwijst KLC naar de screenshots uit het Aircraft Communications and Reporting System (ACARS) waaruit blijkt dat de gezagvoerder eerst tijdens de vlucht op de hoogte werd gesteld van de sluiting van de luchthaven van Bremen, daar niet mocht landen, en na enige tijd holden is uitgeweken naar Hannover. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan op de voorafgaande vlucht, waarop KLC geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Deze omstandigheden werken door op de onderhavige vlucht.
5.6.
Nu de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden dient de kantonrechter te beoordelen of KLC in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt ook deze vraag bevestigd. Onbetwist staat vast dat de passagiers na het missen van hun vlucht direct zijn omgeboekt op de eerst mogelijke vlucht. Niet valt in te zien welke maatregelen KLC in dit geval verder had moeten nemen om de vertraging te voorkomen.
5.7.
Het voorgaande betekent dat de vordering van Flightright zal worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van Flightright omdat deze ongelijk krijgt. Ook de door KLC gevorderde nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door KLC worden gemaakt.
5.8.
Op hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd zal de kantonrechter niet ingaan, nu dit niet tot een andere beslissing leidt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor KLC worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van KLC;
6.3.
veroordeelt Flightright tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door KLC worden gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van Aardenburg, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter