3.1.Het verzoek van [verzoeker] omvat de volgende zeven onderdelen:
1. voor recht te verklaren dat verweerster jegens verzoeker op grond van onrechtmatige daad tot vergoeding van de door verzoeker geleden en nog te lijden schade gehouden is, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, welke het gevolg is van het ongeval van 26 juni 2018 waarbij verzoeker in de winkel van Kooijman een doos op zijn hoofd gekregen heeft;
2. te bepalen dat geen sprake is van eigen schuld, dan wel de schuldverdeling vast te stellen;
3. te bepalen dat verweerster de kosten heeft te vergoeden, verbonden aan het opstellen van een medische expertise in de Verenigde Staten (althans te bepalen waar en/of door wie), welke de aard, omvang van het letsel en de tijdelijke en blijvende beperkingen beschrijft verband houdend met het ongeval;
4. te bepalen dat verweerster de kosten heeft te vergoeden verband houdend met het opstellen van een rekenkundige schadebegroting door een deskundige in de Verenigde Staten (althans te bepalen waar en/of door wie) verband houdend met het ongeval;
5. te bepalen dat verweerster ter bevoorschotting van de kosten verband houdend met de medische en rekenkundige expertise aan verzoeker een voorschot ad € 50.000 dient te voldoen (althans een in goede justitie te bepalen regeling vast te stellen ter afwikkeling van de kosten van de deskundigen);
6. te bepalen dat verweerster € 8.792,63 heeft te vergoeden aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de kosten van deze procedure (inclusief het griffierecht);
7. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening. (De rechtbank beschouwt dit laatste onderdeel als een kennelijke verschrijving, abusievelijk uit de concept dagvaarding overgenomen).