ECLI:NL:RBNHO:2020:444

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
7621494 \ CV FORM 19-3520
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door Lufthansa en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben drie passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa AG wegens compensatie voor de annulering van hun vlucht LH999 van Amsterdam naar Frankfurt op 22 juli 2018. De passagiers vorderen een totaalbedrag van € 1.800,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Lufthansa heeft de annulering van de vlucht betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotvertragingen en beperkingen van de luchtverkeersleiding door slechte weersomstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers sub 2 en 3 niet-ontvankelijk zijn in hun vordering omdat zij minderjarig zijn. De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of Lufthansa kon aantonen dat de annulering van vlucht LH999 het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeert dat Lufthansa niet heeft aangetoond dat de annulering het gevolg was van deze omstandigheden, en heeft de vordering van de passagier sub 1 tot betaling van € 600,00 toegewezen, evenals de wettelijke rente. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten tot € 90,00 toegewezen en de proceskosten voor Lufthansa vastgesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken op 5 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7621494 \ CV FORM 19-3520
Uitspraakdatum: 5 februari 2020
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
Deutsche Lufthansa AG,
gevestigd te Keulen (Duitsland)
verwerende partij
verder te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 15 maart 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 17 april 2019;
  • de reactie van de passagiers op het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 18 juli 2019;
  • de nadere reactie van Lufthansa, ingekomen op 17 september 2019.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt op 22 juli 2018 met vluchtnummer LH999 en aansluitend van Frankfurt naar Johannesburg op 23 juli 2018 met vluchtnummer L572.
2.2.
Vlucht LH999 is geannuleerd. Lufthansa heeft de passagiers omgeboekt naar een vervangende vlucht op 23 juli 2018.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Lufthansa te veroordelen tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Lufthansa van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Lufthansa betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter vast dat passagiers sub 2 en 3 niet bekwaam zijn zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de stukken blijkt dat zij minderjarig zijn. Om die reden zullen zij niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Passagier sub 1 heeft blijkens het vorderingsformulier zijn vordering ingesteld voor zichzelf en niet (ook) in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de passagiers sub 2 en 3. Ten aanzien van de vordering van passagier sub 1 (hierna te noemen: ‘de passagier’) pro se wordt als volgt overwogen.
4.3.
Vast staat dat (het eerste deel van) de vlucht van de passagier is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat Lufthansa zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor Lufthansa. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
Lufthansa heeft aangevoerd dat de luchtverkeersleiding op grond van de voorspelde slechte weersomstandigheden heeft besloten het aantal binnenkomende vluchten te beperken (de kantonrechter begrijpt: op de luchthaven van Frankfurt). Hierdoor kreeg de aan vlucht LH999 voorafgaande vlucht van Frankfurt naar Amsterdam (LH998) te maken met “slot”-vertraging. Lufthansa heeft daarom besloten deze vlucht, met als geplande vertrektijd 17:40 uur lokale tijd, te annuleren. Hierdoor is vlucht LH999 eveneens geannuleerd. Volgens Lufthansa is daarbij rekening gehouden met de “slot” die aan vlucht LH999 toegewezen zou kunnen worden op het moment dat vlucht LH998 met vertraging vertrekt. Het intrekken van de oorspronkelijke “slot” en de toekenning van de latere “slot” zijn volgens Lufthansa besluiten van de luchtverkeersleiding gericht aan het vliegtuig dat de vluchten LH998 en LH999 zou uitvoeren. Lufthansa beroept zich op doorwerking van deze buitengewone omstandigheden.
4.5.
Lufthansa heeft ter onderbouwing van haar verweer een ‘dagrapport’ overgelegd. Hieruit blijkt echter niet dat de luchtverkeersleiding een latere “slot”-tijd heeft opgelegd aan het toestel dat op 22 juli 2018 de vluchten LH998/LH999 zou uitvoeren. Lufthansa heeft voor het overige geen vluchtinformatie van deze vluchten verstrekt. Voorts wordt overwogen dat volgens Lufthansa sprake was van beperkingen van het aantal binnenkomende vluchten, terwijl vlucht LH998 een (vanaf Frankfurt) vertrekkende vlucht was. De passagiers hebben erop gewezen dat het niet aannemelijk is dat bij vlucht LH998 sprake was van ‘slot’-delays, omdat Lufthansa reeds 4 uur voor de geplande vertrektijd van deze vlucht tot annulering is overgegaan. Lufthansa is hier niet op ingegaan. Lufthansa heeft gelet op al het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter - tegenover betwisting door de passagier - niet aangetoond dat vlucht LH998 is geannuleerd vanwege een beslissing van de luchtverkeersleiding. Van doorwerking van een buitengewone omstandigheid die zich op deze voorgaande vlucht heeft voorgedaan, kan dan ook geen sprake zijn. Voorts heeft Lufthansa niet aangetoond dat aan vlucht LH999 door de luchtverkeersleiding een latere “slot”-tijd is opgelegd. Lufthansa heeft enkel aangevoerd dat rekening is gehouden met de mogelijkheid dat vlucht LH999 de oorspronkelijke ‘slot’ zou missen. Lufthansa heeft daarnaast aangevoerd dat de weersomstandigheden en de besluiten van de luchtverkeersleiding betekenden dat vlucht LH999 niet op tijd kon worden uitgevoerd. Het moet er daarom voor worden gehouden dat een eventueel ‘slot-delay’ alleen tot vertraging en niet noodzakelijkerwijs tot annulering van vlucht LH999 zou leiden. De vergelijking van Lufthansa met het vonnis van deze rechtbank van 31 oktober 2018 (ECLI:NL:RBNHO:2018:11890) gaat niet op. In dat vonnis ging het om een (tijdelijke) sluiting van de luchthaven. Voorts heeft de luchtvaartmaatschappij blijkens voormeld vonnis vermeld tot hoever de vertraging van de betreffende vlucht was opgelopen (90 minuten) toen er weer vliegverkeer mogelijk was, waardoor is besloten de vlucht te annuleren. Van dit alles is in de onderhavige zaak geen sprake.
4.6.
Lufthansa heeft gelet op het voorgaande niet aangetoond dat de annulering het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Gelet hierop komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of de annulering ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. Nu Lufthansa voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de compensatie voor de passagier tot een bedrag van € 600,00 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de toe te wijzen hoofdsom heeft Lufthansa niet betwist en is eveneens toewijsbaar.
4.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Lufthansa heeft deze vordering betwist. Omdat de vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagier heeft vijf brieven overgelegd die aan Lufthansa zijn verzonden, waarmee voldoende is aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Er is daarom voldoende aannemelijk gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagier kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief voor de toe te wijzen hoofdsom. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 90,00 en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 25 september 2018, omdat Lufthansa ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.9.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen in de Duitse taal aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart eisers sub 2 en 3 niet-ontvankelijk in hun vordering;
5.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan passagier sub 1 van € 690,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 22 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 240,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open