ECLI:NL:RBNHO:2020:4453

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
C/15/299797 / HA ZA 20-126
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaringsincident en back-to-back overeenkomst in civiele zaak tussen onderaannemers

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, is een vrijwaringsincident aan de orde tussen de besloten vennootschappen Ferross Staalbouw B.V. en Vic Obdam Staalbouw B.V. De zaak betreft een geschil over de vraag of de eisen van de opdrachtgever, Tata Steel IJmuiden B.V., ook gelden in de overeenkomst tussen de onderaannemer Vic Obdam en de onder(onder)aannemer Ferross. De rechtbank heeft op 17 juni 2020 vonnis gewezen in het incident, waarbij Vic Obdam is toegestaan om Bam Bouw en Techniek B.V. in vrijwaring op te roepen. Dit besluit is genomen op basis van de stelling van Vic Obdam dat de eisen van Tata onderdeel zijn van de overeenkomst tussen Vic Obdam en Ferross, en dat deze eisen niet zijn nageleefd door Ferross. De rechtbank oordeelt dat het noodzakelijk is om in de hoofdzaak te onderzoeken of de eisen van Tata inderdaad onderdeel zijn van de overeenkomst en of toestemming is gegeven voor het inschakelen van Ferross als onderaannemer. De rechtbank heeft Ferross veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 543,00. De hoofdzaak zal op 15 juli 2020 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/299797 / HA ZA 20-126
Vonnis in incident van 17 juni 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FERROSS STAALBOUW B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oss,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.W.H. Stassen te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIC OBDAM STAALBOUW B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Obdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. O.L. Andriesse te Amsterdam-Duivendrecht.
Partijen zullen hierna “Ferross” en “Vic Obdam” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, en
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Vic Obdam heeft eind 2018 of begin 2019 met Bam Bouw Techniek B.V. (hierna Bam) een overeenkomst van onderaanneming gesloten met betrekking tot het leveren en monteren van de staalconstructie ten behoeve van een nieuwbouwproject dat Bam als hoofdaannemer heeft aangenomen van Tata Steel IJmuiden B.V. (hierna: Tata) als opdrachtgever.
2.2.
Op of omstreeks 15 maart 2019 is tussen Vic Obdam en Ferross een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen waarbij Vic Obdam delen van het van Bam aangenomen werk aan Ferross in onder(onder)aanneming heeft opgedragen (door partijen aangeduid met de omschrijving “WM26”). Later heeft Ferross een andere opdracht van Vic Obdam aanvaard die eveneens betrekking heeft op het van Bam aangenomen werk binnen hetzelfde project, met Tata als opdrachtgever (door partijen aangeduid met de omschrijving “CM21”).
2.3.
Tijdens keuringen in mei 2019 door Tata van de tot dan toe uitgevoerde werkzaamheden door Ferross heeft Tata gesteld dat werkzaamheden niet op de met Bam overeengekomen wijze zijn verricht.
2.4.
Bij emailbericht van 28 mei 2019 heeft Tata Bam in gebreke gesteld voor het project WM26, wegens “het niet voldoen aan de overeengekomen kwaliteitseisen binnen het wederzijds overeengekomen contract” en “het niet juist naleven van de regelgeving in geval van sub-contracting”.
2.5.
Bij emailbericht van 28 mei 2019 heeft Vic Obdam de overeenkomst met Ferross ontbonden, voor zowel het project WM26 als het project CM21. Vic Obdam heeft in dat bericht onder meer het volgende geschreven:

(…). Helaas blijft Tata (en daarmee Bam) bij hun standpunt dat fase 6, 7 en 8 zijn afgekeurd. (…). Er is niet volgens de norm (NEN 1090) gewerkt en dat staat wel vast. (…). (van Fases 9 en 10 krijgen we een deze dagen reactie). Dit werk was door Ferross aangenomen. Het is door jullie niet goed gedaan en daarom moet Vic Obdam Staalbouw jullie ook aansprakelijk stellen voor de schade die wij hierdoor hebben geleden en nog zullen lijden. Door de gang van zaken is de goedkeuring van Ferross als onderaannemer door Tata ook niet toegestaan. Zij willen niet dat Ferross opnieuw fase 6, 7 en 8 gaat leveren. Dat moet een ander gaan doen. Vic Obdam Staalbouw moet nu op hele korte termijn een ander zoeken om het werk van Ferross over te nemen. (…).

3.Het geschil

In de hoofdzaak

3.1.
Ferross vordert samengevat dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Vic Obdam veroordeelt aan Ferross te betalen:
het factuurbedrag van € 66.634,31;
het factuurbedrag van € 68.036,14;
het factuurbedrag van € 74.959,92;
het factuurbedrag van € 76.612,70;
het onderhanden werk van € 26.164,18;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 11.947,-;
de door Ferross geleden schade in verband met ontbinding van het werk CM21 ten belope van € 68.530,64,
waarbij de bedragen 1) tot en met 5) worden vermeerderd met de wettelijke handelsrente en de bedragen 6) en 7) worden vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Ferross aan dat Vic Obdam de tussen Ferross en Vic Obdam gesloten (twee) overeenkomsten van aanneming van werk ten onrechte heeft ontbonden. Door het niet kunnen uitvoeren van het werk heeft Ferross schade geleden bestaande uit gederfde winst en geleden verlies.
In het incident
3.3.
Vic Obdam vordert – samengevat – haar toe te staan Bam in vrijwaring op te roepen.
3.4.
Vic Obdam baseert haar vordering tot oproeping in vrijwaring op de stelling dat het een kernverplichting was van Ferross om binnen de planning van Bam en Tata staal te leveren dat voldoet aan de overeengekomen en wettelijke normen. De wijze waarop Bam en Tata het werk zouden keuren was bij de contractsluiting bij Ferross bekend en aanvaard en is later nog eens herbevestigd. De eisen van Tata zijn volgens Vic Obdam back-to-back onderdeel van de overeenkomst tussen Ferross en Vic Obdam. In de hoofdzaak zal Vic Obdam daarom betwisten dat Ferross een recht op schadevergoeding heeft. Vic Obdam zal in de hoofdzaak nader toelichten dat juist zij door wanprestatie van Ferross schade heeft geleden, waarvoor Ferross aansprakelijk is. Indien Vic Obdam door de rechtbank in de hoofdzaak toch op grond van de overeenkomst met Ferross aansprakelijk wordt gehouden, dan staat die aansprakelijkheid van Vic Obdam in een direct en onmiskenbaar oorzakelijk verband met enerzijds de afkeur van de werkzaamheden van Ferross door Bam (namens Tata) en anderzijds met het onthouden dan wel intrekken door Bam van de goedkeuring van Ferross als onderaannemer van Vic Obdam. Een schadevergoeding waartoe Vic Obdam in de hoofdzaak mogelijk wordt veroordeeld zou (geheel of gedeeltelijk) voor rekening van Bam moeten komen als gevolg van de (mogelijk) onjuiste beslissingen van Bam.
3.5.
Ferross voert gemotiveerd verweer. Zij betwist dat de eisen van Tata (back-to-back) onderdeel waren van de overeenkomst tussen Ferross en Vic Obdam. Door de controles van Tata werd het Ferross duidelijk dat Tata aan de productie van het laswerk meer eisen stelde dan tussen Vic Obdam en Ferross was overeengekomen. Vic Obdam heeft nooit toestemming aan Tata gevraagd voor uitbesteding van (een deel van) het werk. Ferross vreest een vertraging van de behandeling van de hoofdzaak.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat eiser in het incident, de gewaarborgde, voldoende onderbouwd en concreet stelt dat de in vrijwaring op te roepen derde, de waarborg, krachtens zijn rechtsverhouding met de gedaagde in de hoofdzaak verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gedaagde in de hoofdzaak te dragen. Het daadwerkelijk bestaan van de gestelde rechtsverhouding behoeft nog niet vast te staan. Dat zal in de vrijwaringszaak moeten worden onderzocht.
4.2.
Vic Obdam stelt dat in de verhouding tussen de betrokken partijen sprake is van een back-to-back overeenkomst, dat wil zeggen dat de inhoud van de overeenkomsten tussen de hoofdaannemer (Bam) en onderaannemer (Vic Obdam) en tussen de onderaannemer (Vic Obdam) en de onder(onder)aannemer (Ferross) wordt bepaald door de inhoud van de overeenkomst tussen opdrachtgever (Tata) en hoofdaannemer (Bam). Indien de stelling van Vic Obdam, dat de eisen van Tata voor het te verrichten werk onderdeel zijn van de (back-to-back) overeenkomst tussen Vic Obdam en Ferross, juist is, dan leidt dat er toe dat Bam gehouden is om in de interne verhouding met Vic Obdam laatstgenoemde te vrijwaren voor de gevolgen van een eventueel veroordelend vonnis in de hoofdzaak. Indien de rechtbank in de hoofdzaak tot het oordeel komt dat Vic Obdam ten onrechte de overeenkomst met Ferross heeft ontbonden omdat geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de eisen van Tata, dan leidt dat er immers ook toe dat Bam in haar (back-to-back) contractuele relatie met Vic Obdam ten onrechte de werkzaamheden die zijn uitgevoerd door Ferross heeft afgekeurd, welke afkeuring Vic Obdam onder haar (back-to-back) overeenkomst met Ferross vervolgens heeft moeten laten gelden tegenover Ferross.
4.3.
In de hoofdzaak zal moeten worden onderzocht of de eisen van Tata (back-to-back) inderdaad onderdeel zijn van de overeenkomst tussen Ferross en Vic Obdam, zoals Vic Obdam stelt. Ook zal moeten worden onderzocht of toestemming is gegeven voor het inschakelen van Ferross als onder(onder)aannemer. Dit kan echter niet op voorhand leiden tot afwijzing van de incidentele vordering, zoals Ferross heeft bepleit.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank valt niet te verwachten dat de vrijwaring, in verhouding tot de hoofdzaak, zo tijdrovend zal zijn, dat op voorhand gevreesd moet worden voor de door Ferross gestelde vertraging van de hoofdzaak. Zonodig kan Ferross op grond van artikel 215 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verzoeken tot eerdere afdoening van de hoofdzaak.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat de incidentele vordering wordt toegewezen.
4.6.
Ferross zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat Bam Bouw en Techniek B.V. door Vic Obdam wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 15 juli 2020,
5.2.
veroordeelt Ferross in de kosten van het incident, aan de zijde van Vic Obdam tot op heden begroot op € 543,00,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 juli 2020voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MKG