Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.Het standpunt van partijen
3.Beoordeling
.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een door de burgemeester van de gemeente Zaanstad opgelegde crisismaatregel, die op 7 mei 2020 is genomen. Verzoeker verzocht tevens om schadevergoeding van € 75,- per dag, met een totaalbedrag van € 300,- voor de duur van de crisismaatregel. Het verzoekschrift is op 13 mei 2020 ingekomen bij de rechtbank. Vanwege de coronamaatregelen heeft de behandeling schriftelijk plaatsgevonden, zonder mondelinge zitting.
De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door de hoofd afdeling Juridische Zaken, die op 8 juni 2020 een schriftelijke reactie heeft ingediend. De burgemeester concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep. Verzoeker heeft in zijn beroep aangevoerd dat de burgemeester niet heeft voldaan aan de hoorplicht zoals vastgelegd in artikel 7:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Hij stelde dat er slechts drie pogingen zijn gedaan om telefonisch contact te leggen, wat volgens hem niet voldeed aan de wettelijke eisen.
De burgemeester heeft echter betoogd dat verzoeker zelf de verbinding heeft verbroken tijdens het eerste contact en dat er voldoende pogingen zijn gedaan om hem te horen. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en vastgesteld dat de burgemeester aan zijn hoorplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker geen verder contact wenste en heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de verzoeker om schadevergoeding afgewezen en de beschikking is openbaar uitgesproken op 18 juni 2020.