Op 23 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van de gemeente Zaanstad de sluiting van een pand heeft gelast op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was opgelegd voor de duur van twaalf maanden, nadat bij een controle op het perceel een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs was aangetroffen. De verzoeker, eigenaar van het pand, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om de sluiting te schorsen.
Tijdens de zitting op 9 juni 2020, die via Skype plaatsvond, heeft de verzoeker zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat er voldoende bewijs was van de aanwezigheid van verdovende middelen in het pand. De verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat zijn bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de verzoeker inmiddels al toegang tot het pand had gekregen om schade op te nemen en reparaties uit te voeren. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoeker en de burgemeester tegen elkaar afgewogen en heeft besloten het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, maar niet op een openbare zitting vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.