ECLI:NL:RBNHO:2020:4593

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2663
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor gebruik van paddocks door een manege

Op 23 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bestaande uit de vennootschap onder firma Manege [verzoeker 1], [verzoeker 2] en [verzoeker 3], een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik. De zaak betreft het gebruik van paddocks door de manege, waarbij de gemeente een dwangsom heeft opgelegd voor het gebruik van deze paddocks voor meer dan twee uur per dag. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze last en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van hun beroep tegen het besluit van de gemeente.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers en de gemeente overeenstemming hebben bereikt over het gebruik van de paddocks, waarbij is afgesproken dat de paddocks A en B gebruikt mogen worden voor het verblijf van vier paarden en twee shetlanders totdat er een beslissing is genomen op het beroep dat geregistreerd staat onder zaaknummer HAA 20/2197. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat zijn oordeel voorlopig is en niet bindend voor de uiteindelijke beslissing in de bodemprocedure.

De uitspraak is gedaan in een zitting die via Skype heeft plaatsgevonden, waarbij de verzoekers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de gemeente en vertegenwoordigers van de derde partijen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding en heeft aangegeven dat er nog twee andere beroepen aanhangig zijn die mogelijk gelijktijdig behandeld zullen worden. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier mr. F. Vermeij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2663
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 juni 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

1. de vennootschap onder firma Manege [verzoeker 1] ,

2. [verzoeker 2] ,

3. [verzoeker 3] ,

allen te [woonplaats] , verzoekers,
(gemachtigde: mr. L.C.A.C. Hoogewerf),
en

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Medemblik, verweerder

(gemachtigde: M. Schaper).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[naam derde partij 1] en [naam derde partij 2] ,te [woonplaats] , gemachtigde: mr. W. de Vis.

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van derde-partij om de milieuvergunning van verzoeker sub 1 (de manege) te actualiseren en om maatwerkvoorschriften op te leggen om geurhinder tegen te gaan.
Verweerder heeft bij besluit van 28 februari 2020, gerectificeerd op 2 maart 2020, het bezwaar van derde-partij gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen.
Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld. Dat beroep is geregistreerd onder nummer HAA 20/2197.
Bij besluit van 11 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de manege een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat de manege een dwangsom verbeurt van
1) €1.000,-- per keer dat paddock A langer dan twee uur per dag wordt gebruikt;
2) € 1.000,-- per keer dat paddock B langer dan twee uur per dag wordt gebruikt.
Beide dwangsommen zijn gemaximeerd op € 10.000,- en de begunstigstermijn is één dag.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 15 mei 2020 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot en met de dag van de zitting van de voorlopige voorziening.
Bij brief van 26 mei 2020 heeft de rechtbank aan partijen bericht dat verweerder niet langer bevoegd is om op het bezwaar van verzoekers te beslissen, omdat de besluitvorming op het door derde-partij gemaakte bezwaar pas volledig is geworden met het besluit van 11 mei 2020. Het beroep HAA 20/2197 wordt daarom geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 11 mei 2020.
Het onderzoek ter zitting heeft via skype plaatsgevonden op 23 juni 2020. Voor verzoekers is verschenen [verzoeker 2] , bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook waren voor verweerder aanwezig E. Kraakman, H. Overdevest en M. Westerkamp. Voor derde-partij is verschenen [naam derde partij 1] , bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. S. Smit, kantoorgenoot van de gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
De last onder dwangsom strekt ertoe dat paddocks A en B per dag niet langer dan twee uur worden gebruikt voor het luchten van de dieren. Ter zitting is gebleken dat het op dit moment gaat om drie paarden en twee shetlanders en dat er binnenkort een vierde paard bij komt. Volgens [verzoeker 2] staan de dieren op beide paddocks als het weer het toelaat en anders staan de dieren op stal. Namens derde-partij is aangegeven dat zij momenteel weinig overlast ondervinden.
Verweerder, verzoekers en derde-partij hebben er desgevraagd mee ingestemd dat de paddocks op de hiervoor omschreven manier gebruikt worden, totdat is beslist op het beroep dat bij de rechtbank is geregistreerd onder zaaknummer HAA 20/2197. De voorzieningenrechter zal daarom dienovereenkomstig beslissen.
2.2
Onder voornoemde omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
2.3
Bij de rechtbank zijn daarnaast twee andere beroepen aanhangig, onder registratienummers HAA 20/3003 en HAA 20/3157. Het komt de voorzieningenrechter geraden voor dat die twee beroepen tegelijkertijd op zitting worden behandeld met het beroep onder nummer HAA 20/2197. Partijen worden daarover nog nader geïnformeerd.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe, in die zin dat het verzoekers is toegestaan om paddocks A en B te gebruiken voor verblijf van 4 paarden en 2 shetlanders totdat op het beroep in zaaknummer HAA 20/2197 is beslist.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier.
De uitspraak is gedaan op 23 juni 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.