Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
- (zaak 1) [slachtoffer 1] (een geldbedrag van € 6.231,30) en/of
- (zaak 2) [slachtoffer 2] (een geldbedrag van € 4.900) en/of
- (zaak 10) [slachtoffer 10] (een geldbedrag van € 620) en/of
- (zaak 12) [slachtoffer 12] (een geldbedrag van € 2.150) en/of
- (zaak 14) [slachtoffer 14] (een geldbedrag van € 1.670) en/of
- (zaak 16) [slachtoffer 16] (een geldbedrag van € 3.200),
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
- (zaak 1) [slachtoffer 1] (een geldbedrag van € 6.231,30) en
- (zaak 2) [slachtoffer 2] (een geldbedrag van € 4.900) en
- (zaak 10) [slachtoffer 10] (een geldbedrag van € 620) en
- (zaak 16) [slachtoffer 16] (een geldbedrag van € 3.200),
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9.Vordering tot tenuitvoerlegging
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
4 (vier) jaren.
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 (drie) jaren.
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 445,-(vierhonderdvijfenveertig euro), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 445,- (vierhonderdvijfenveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagengijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
[slachtoffer 3]niet-ontvankelijk in de vordering.
[slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.500,- (eenduizend vijfhonderd euro), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 5] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
[slachtoffer 5]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.500,- (eenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagengijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
[slachtoffer 7]niet-ontvankelijk in de vordering.
[slachtoffer 8]geleden schade tot een bedrag van
€ 130,- (eenhonderddertig euro), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 8] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
[slachtoffer 8]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 130,-- (eenhonderddertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagengijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
[slachtoffer 12]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,- (eenduizend euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 12] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
[slachtoffer 12]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,- (eenduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagengijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
[slachtoffer 14]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.200,- (eenduizend tweehonderd euro), als vergoeding voor de materiële en de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 14] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
[slachtoffer 14]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.200,- (eenduizend tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagengijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
[slachtoffer 18]geleden schade tot een bedrag van
€ 369,70 (driehonderdnegenenzestig euro en zeventig cent), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 18] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 18]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 369,70 (driehonderdnegenenzestig euro en zeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7
(zeven) dagengijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.