Op 30 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposant [X] tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting. De zaak betreft de aanslagen met aanslagnummers [# 1] en [# 2] van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, die op 28 september 2018 zijn opgelegd. De rechtbank had eerder op 4 februari 2019 de beroepen van opposant niet-ontvankelijk verklaard en zich onbevoegd verklaard voor het verzoek om uitstel van betaling. Tegen deze uitspraak heeft opposant verzet ingesteld en verzocht om gehoord te worden op een zitting. De zitting vond plaats op 26 juni 2020, maar opposant is niet verschenen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat de griffier opposant tijdig in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, maar dat het verzoek om uitstel van de zitting is afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen zonder zitting behandeld, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat opposant het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft voldaan en heeft zich onbevoegd verklaard inzake het verzoek om uitstel van betaling.
Opposant heeft aangevoerd dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding door ernstige ziekte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet is gebleken dat de gezondheidsproblemen van opposant zodanig ernstig waren dat hij niet in staat was om tijdig het griffierecht te voldoen of iemand te vragen zijn belangen te behartigen. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.