ECLI:NL:RBNHO:2020:4838

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
7752083 \ CV EXPL 19-6081
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van passagiers tegen luchtvaartmaatschappij Finnair wegens compensatie voor vertraging

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Finnair, nadat zij zonder vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers stelden dat zij recht hadden op compensatie van € 400,00 per persoon, omdat zij een vertraging van 5 minuten hadden ervaren op hun vlucht van Amsterdam naar Helsinki, wat volgens hen hen recht gaf op compensatie.

Finnair betwistte de vordering en voerde aan dat de passagiers hun aansluitende vlucht naar Jyväskylä hebben gehaald en zonder enige vertraging zijn aangekomen. Finnair stelde dat de passagiers misbruik maakten van procesrecht door een vordering in te stellen, terwijl zij wisten dat hun claim ongegrond was. Daarnaast voerde Finnair aan dat de passagiers hun vorderingsrecht hadden overgedragen aan AirHelp door het ondertekenen van een akte van cessie, waardoor zij niet-ontvankelijk waren in hun vordering.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet ontvankelijk waren in hun vordering, omdat zij hun recht op compensatie hadden overgedragen aan AirHelp. Bovendien werd vastgesteld dat de passagiers zonder vertraging op hun eindbestemming waren aangekomen. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen in de proceskosten van Finnair, vastgesteld op € 1.500,00. Dit vonnis benadrukt het belang van het correct indienen van vorderingen en de gevolgen van het ondertekenen van cessie-overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7752083 \ CV EXPL 19-6081
Uitspraakdatum: 10 juni 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats] (Finland)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigden mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging
Osakeythiö (Finland) Finnair Oyj,
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen Finnair
gemachtigde mr. W.O. Russell

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 maart 2019 een vordering tegen Finnair ingesteld. Finnair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Finnair een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers zijn in de gelegenheid gesteld om nog een akte te nemen, maar hebben hiervan bij e-mail van 11 februari 2020 afgezien.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Helsinki-Vantaa Airport naar Jyvaskyla Airport (Finland) op 22 mei 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
Airhelp heeft namens de passagiers compensatie van Finnair gevorderd in verband met vertraging.
2.3.
Finnair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Finnair bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Finnair betwist de vordering. Zij voert aan dat de vlucht van Amsterdam naar Helsinki met een vertraging van 5 minuten in Helsinki is aangekomen. Deze vertraging heeft er niet toe geleid dat de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. Passagiers hebben aldus wel degelijk gebruik gemaakt van de aansluitende vlucht van Helsinki naar Jyväskylä en zijn zonder vertraging, zelfs 7 minuten eerder, aangekomen. Finnair heeft de ticket- en boekingsgegevens op 6 november 2018 ook aan Airhelp verstuurd. Door een vordering in te stellen maken de passagiers dan ook misbruik van procesrecht. De vordering is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de passagiers de onjuistheid kenden. Finnair verzoekt dan ook om de passagiers te veroordelen in de volledige (advocaat)kosten van Finnair begroot op € 1.500,00 exclusief btw.
4.2.
Subsidiair voert Finnair aan dat de passagiers hun veronderstelde vorderingsrecht door het ondertekenen van een akte van cessie (het assignmentformulier) hebben overgedragen aan AirHelp en daardoor niet langer bevoegd zijn zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken en daarom niet-ontvankelijk zijn. Ook om deze reden dienen de passagiers te worden veroordeeld in de volledige advocaatkosten van Finnair.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat Finnair tegenover de betwisting van de passagiers met de door haar ingebrachte producties voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de passagiers hun overstap op Helsinki hebben gehaald en zonder enige vertraging op de eindbestemming te Jyväskylä zijn aangekomen. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening dient dan ook te worden afgewezen. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat ook het subsidiaire verweer van Finnair slaagt. Door de passagiers is niet weersproken dat zij het assignmentformulier, dat door AirHelp wordt gebruikt, hebben ondertekend, zodat dit vaststaat. In vergelijkbare zaken heeft de kantonrechter eerder, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072), geoordeeld dat het assignmentformulier zoals door AirHelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagiers in eigendom wordt overgedragen aan AirHelp. Door het ondertekenen van het assignmentformulier zijn de passagiers immers niet langer bevoegd zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken.
5.3.
Finnair verzoekt op grond van het voorgaande vergoeding van de volledige proceskosten. De kantonrechter overweegt dat plaats kan zijn voor integrale vergoeding van proceskosten indien sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat aan de bovengenoemde vereisten is voldaan. De passagiers hebben immers de vliegtickets geboekt, de vliegreis gemaakt en weten dat zij zonder vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen. Voorts hebben de passagiers het assignment form van Airhelp ondertekend en daarmee hun gepretendeerde vordering overgedragen aan Airhelp. Dit alles heeft de passagiers er niet van weerhouden zelf een vordering in te stellen. De kantonrechter ziet dan ook aanleiding om de passagiers te veroordelen in de integrale proceskosten van Finnair. De passagiers hebben de hoogte van het door Finnair gevorderde bedrag niet betwist. De kantonrechter zal het verzoek van Finnair tot veroordeling van de passagiers in de volledige proceskosten ter hoogte van € 1.500,00 dan ook toewijzen nu de hoogte van het bedrag hem niet onredelijk voorkomt. De gemachtigden van de passagiers zijn de vaste advocaat van AirHelp in Nederland en een jurist in dienst van Airhelp. Zij waren blijkens de processtukken niet alleen op de hoogte van de door de passagiers ondertekende assignmentformulieren, maar ook van het inhoudelijke verweer van Finnair voor datum dagvaarding. Het zou de gemachtigden daarom sieren als zij de proceskosten van hun cliënten voor eigen rekening nemen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Finnair worden vastgesteld op een bedrag van € 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde van Finnair.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter