Op 3 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, woonachtig met haar drie jonge kinderen in een huurwoning, een voorlopige voorziening vroeg na de afwijzing van haar aanvraag voor een tijdelijke urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. De aanvraag was afgewezen op 14 mei 2020, waarna verzoekster bezwaar maakte en de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige maatregel. Verzoekster stelde dat haar woning door groot achterstallig onderhoud niet langer leefbaar was, met vochtproblemen en schimmel als gevolg. Ondanks herhaalde reparatieverzoeken aan de woningbouwvereniging, werd er geen actie ondernomen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van een onhoudbare situatie die een spoedeisend belang rechtvaardigde voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat er al werkzaamheden waren verricht en dat er nog verdere reparaties in het verschiet lagen, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen de uitspraak stond geen rechtsmiddel open.